Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 275]
| |
den, bedugt, dat Karel de IV, die nu de Keizerlyke waardigheid bekleedde, de kinderen des Konings van Engeland en des Graaven van Gulik, met de Landen van Graave Willem den IV. verlyden mogt: waar van men reeds 't gerugt hadt laaten loopenGa naar voetnoot(b). Derhalven, besloot zy, afstand te doen van Holland, Zeeland en Friesland ter wederzyde van de Zuiderzee, ten behoeve van Hertoge Willem, haaren Zoon, behoudende alleenlyk Henegouwen, zo lang zy leefde. De Brieven,Ga naar margenoot+ hier van verleend, waren, op den vyfden van Louwmaand des jaars 1348 [1349], te Munchen, in Beieren, gegevenGa naar voetnoot(c), en werden, sedert, te Geertruidenberg, bezegeld, door de Hollandsche en Zeeuwsche Ridderen en Knaapen, in merkelyken getale, en door de Steden Dordrecht, Middelburg, Zierikzee, Geertruidenberg, Leiden, Delft, Haarlem, Alkmaar, Amsterdam en Oudewater: welken, ten deeze tyde, de aanzienlyksten van Holland, Zeeland en Westfriesland waren. Hertog Willem hadt zig, volgens het eenpaarig getuigenis onzer Kronyken, daartegen, verbonden, om, uit de inkomsten deezer Landen, jaarlyks, tienduizend oude Schilden aan Vrouwe Margareet uit te keerenGa naar voetnoot(d): waar van hy beloofde Brieven, op gelyke wyze door de Edelen en Steden bezegeld, te zullen leveren. Terstond hier na, nam hy den naam aan van Graaf van Holland, van Zeeland en | |
[pagina 276]
| |
Heere van Friesland, en werdt, door eenige Edelen en Steden, ingehuldigdGa naar voetnoot(e). |
|