Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 195]
| |
te beginnen op te werpen, op een stuk Lands in Stellingwerf; van welk hy den eigendom behendiglyk hadt weeten te verkrygen. Zyn afzyn en een gerugt van zynen dood, welk 't gantsche land door verspreid werdt, gaf den Stellingwerveren aanleiding, tot het pleegen der voorige vyandlykheden. Het opwerpen eener nieuwe sterkte in hunne Landstreek, die egter nog niet voltrokken was, stak hun in den krop. Zy vernielen dan eerst het onvoltooideGa naar margenoot+ werk, en slaan vervolgens 't beleg, voor het Bisschoplyk Slot te Vollenhove: welk fel bestormd; doch, door den Slotvoogd Herman, dapperlyk verdedigd werdt. De Belegeraars, reeds in den Voorburgt gekomen, werden, door het hevig steenwerpen en schieten der Burgtzaaten, genoodzaakt te deinzen. Toen voerden zy een geweldig houten Stormgevaarte tegen 't Slot aan: 't welk drie verdiepingen hoog, en opgepropt met manschap was. Van de bovenste verdieping, werdt met zwaare steenen geworpen: van de tweede, met pylen geschooten. Van de onderste, streedt men met heirbylen. 't Gantsche gevaarte was van buiten bekleed met ossenhuiden, om voor 't vuurschieten der Burgtzaaten beveiligd te zyn, en verder met teenen vlegtwerk omtuind, om 't beuken der stormrammen te konnen wederstaan. 't Beleg hadt reeds eenen geruimen tyd geduurd, en 't Stormgevaarte was, tot op vyf voeten na, aan 't Slot gebragt, toen de Bisschop, met een aanzienlyk Leger, te schepe naderde tot ontzet. Gerard, Proost van Deventer, Broeder des Slotvoogds, hadt den Bisschop, die nog in Frank- | |
[pagina 196]
| |
ryk was, van den toestand der Belegerden kennis gegeven: waar op hy, zonder uitstel, naar Holland was gekeerd. Hier hadt Graaf Willem, ten behoeve zyns Ooms, Heirvaart doen beschryven, en zo veel Volks byeen gebragt, dat Guy zig in staat vondt, om het ontzet te onderneemen. Jan van Arkel, Dirk van Brederode, Nikolaas van Putten en andere Edelen verzelden hem op den togt. De Burgtzaaten ontdekten haast van de Toorentransen de nadering der Bisschoplyke Vloote, die de Zuiderzee overstak: en dit gezigt deedt hun den moed zo zeer wakkeren, dat zy, volgens de gewoonte deezer tyden, in welken men nog geen Buskruid kende, een tonnetje, gevuld met Werk, Spek, Salpeter, Zwavel, Pek en andere brandbaare stoffe, en van buiten met yzeren haakjes beslaagen, ontstaken, en op het stormgevaarte der Friezen wierpen: waar aan het zig zo vast hegtte, dat de bovenste verdieping ligterlaage in brand geraakte, instortte, en vyftig Friezen verpletterde. De anderen, voor gelyke ramp bedugt, verlieten 't gevaarte, dat, kort hier na, om verre raakte, en geheel verteerd werdt.Ga naar margenoot+ Terwyl de Friezen hier door in verwarring gebragt waren, deedt de Slotvoogd eenen uitval, in welken, wel vyfhonderd Friezen sneuvelden, terwyl de overigen de vlugt namen. De Bisschop was ondertusschen geland niet verre van Vollenhove, alwaar zyne Hollandsche benden, door eenige Overysselschen, versterkt werden. Toen de benden verzameld waren, was de dag te ver verloopen, om iets te onderneemen. Men besloot, der- | |
[pagina 197]
| |
halven, eerst des anderendaags op te trekken, de vlugtende Friezen te vervolgen, en alles, in Stellingwerf, te vuur en te zwaard, te verdelgen. Doch des nagts, ontstondt 'er zulk een geweldige storm, van hevigen plasregen verzeld, dat de wegen, den volgenden dag, t'eenemaal onbruikbaar waren. De Bisschop deedt derhalven den voorgenomen togt staaken: en de Hollanders keerden, eerlang, met hunne Schepen, wederom naar huisGa naar voetnoot(a). Ook kwamen de Stellingwervers in onderhandeling met den Bisschop, die vergoeding der schade, door die van Vollenhove geleeden, en eenige Landen in Yzelham, Steenwyk en elders leggende, van hun vorderdeGa naar voetnoot(b). Hier op volgdeGa naar margenoot+ een Verdrag, 't welk, in 't jaar 1313, getroffen werdt. Bisschop Guy genoot egter de rust, die hem dit Verdrag verschafte, maar weinige jaaren. Hy hadt de Voogdyschap van Gysbrecht uit den Gooije, een' Stigtsch Jonker, toevertrouwd aan Jan van Kuilenburg en Nikolaas van Kats; die, in 't jaar 1317, tot het doen van rekening gevorderd, en weigerig gebleeven zynde, hem, op nieuws, noodzaakten, om Heirvaart tegen hen te beschryven. De Hollanders booden hem hier wederom bystand. 't Slot ten Gooije werdt belegerd, en ging over by Verdrag. Kuilenburg en Kats booden den Bisschop voldoening aan: en 't Slot werdt Arnold van Ysselstein en Willem, Bastaard van | |
[pagina 198]
| |
Graave Floris den V, in handen gesteld. |
|