Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijHy stelt orde op de Regeeringe.Avennes hadt zo dra de Voogdyschap niet aanvaard, of hy deedt de Brieven, deswegen gemaakt, tot meerder zekerheid, in de Hollandsche en Zeeuwsche Steden, bezegelen. In Zeeland, alwaar Wolserd grooten aanhang gehad hadt, gaf hy zig veel moeite, om alles in orde te brengen. De Maagen van Heere Wolferd werden verzoend met de Delftsche Gemeente, die oorzaak van zynen dood geweest was. Zyne aanhangers, immers de voornaamften, moesten borg voor hun goed gedrag stellen, en aan Avennes hulde doen. De Giften, door den Graave, aan Heere Wolferd gedaan, werden vernietigd, en het Land van Woerden, en het Slot te Ysselstein wederom met de Graaflykheid van Holland | |
[pagina 130]
| |
Ga naar margenoot+ vereenigdGa naar voetnoot(i).Toen dit verrigt was, sloot Avennes een Verbond, met de Steden Dordrecht, Middelburg, Zierikzee, Leiden, Delft, Haarlem, Alkmaar en Geertruidenberg, tegen de Moorders van Graave Floris en derzelver aanhang. Deeze Steden, immers de zeven eersten, waren thans de voornaamsten van Holland, Zeeland en Westfriesland, en hadden altoos den Graave van Henegouwen gunstig geweest. Van Geertruidenberg moet men dit laatste ook zeggen: 't welk hier uit alleen genoeg af te neemen is, dat Guy van Henegouwen aldaar, in 't jaar 1296, eenigen tyd zyn Hof hieldtGa naar voetnoot(k). Ondertusschen bewyst dit Verbond het toeneemend aanzien der Steden deezer Landen, die, allengskens meer, in zaaken van Regeeringe, gekend werden. Het Verbond werdt geslooten, op Saturdag den zeventienden van Wynmaand des jaars 1299, en liep op deezen zin: Ga naar margenoot+ ‘Janne van Avennes, Grave van Henegouwen, en Jan, Grave van Holland, van Zeeland en Heere van Friesland, midsgaders de Scepenen, Raetsmannen ende alle die ghemene Poirters van Dordrecht, van Middelborch, van Ziericzee, van Leyden, van Delft, van Haerlem, van Alkemere ende van Sinte Geeriruydenberghe, verbinden zig, om met de Verraaders en Moorders van Graave Floris, als met Janne, den Heere van Kuyck, met Janne, den Heere van Hoesdene, met Gbyze- | |
[pagina 131]
| |
brecht, die men hiet Heere van Aemstelle, met Hermanne, die men hiet Heere van Woirden, met Gherarde van Velsen, ende met den ghenen, die waeren an Pairde en an Velde, daar de Graaf vermoord werdt, en met hunneGa naar voetnoot(2) mannelyke nakomelingen, tot in 't zevende Lid toe, nimmer Zoen noch Vrede te zullen maaken, noch helpen maaken; maar dezelven, in tegendeel, uit het Land te zullen houden, en op allerlei wyze aan lyf en goed te zullen beschadigen. Voorts belooven zy, de gevangenis en dood van Graave Floris te zullen wreeken op elk, die 'er kennis van gehad, of raad toe gegeven mogt hebben, en zeggen allen, die hier toe de behulpzaame hand bieden, hunnen bystand toe. Eindelyk, verbinden zy zig de Vrede, die, door iemant der hunnen, met de Moorders en Verraaders gemaakt mogt worden, nooit te zullen gestand doenGa naar voetnoot(3)’. |
|