Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijWederom verbroken.Doch deeze Vrede duurde niet lang. De Bisschop hadt terstond berouw van 't gene hy beloofd hadt, en maakte zig, tegen 't volgend jaar, gereed, om de Hollanders, op nieuws, te beoorloogenGa naar voetnoot(y). Wolferd, hier van verstendigd, bewerkte een Verdrag met Dirk van Herlaar, Heere van Ameide, waar by deeze zig verbondt, Graave Jan, tegen Bisschop Willem, te zullen bystaan, en 't Slot te Ameide, door den Graave, te zullen laaten bezettenGa naar voetnoot(z). Voorts riedt Wolferd den Graave,Ga naar margenoot+ dat men zig van 't Slot te Ysselstein, op de grenzen van 't Stigt gelegen, verzekeren moest. Dit Slot behoorde onder de goederen der Heeren van Amstel, waarom Graaf Jan oordeelde, dat hy 't met regt bezetten mogt. Doch Gysbrecht van Ysselstein, Zoon van Arnoud van Amstel, die Maarschalk van 't Stigt was, weigerde 't Slot den Graave in te ruimen. Terstond daarop, deedt de Graaf, op Wolferds raad, Heirvaart beschryven, en 't Slot belegeren. Al wat de Krygskonst dier tyden hadt konnen uitvinden, werdt in 't werk | |
[pagina 114]
| |
gesteld, om 't Slot te winnen. De muuren werden gebeukt, door geweldig zwaare steenen, die de Blyden uitwierpen. De Burgtzaaten, die zig op de transen vertoonden, werden, door de Boogschutters, van de Katten en Evenhoogen, welken men voor 't Slot geplant hadt, geveld. Gysbrecht zelf was niet op 't Slot; doch zyne Egtgenoot, Vrouw Baarte, stondt de felste stormen door, zonder van opgeeven te willen hooren. Het vangen van Heere Gysbrecht, die, door Huibrecht van Kuilenburg, verrast was, benam haar den moed niet. Zy gaf voor, dat zy, buiten goedvinden van haaren Man, 't Slot niet durfde opgeevenGa naar voetnoot(a). Omtrent een jaar hadt dit Beleg geduurdGa naar voetnoot(b), toen de dappere VrouwGa naar margenoot+ aanboodt, 't Slot te willen ruimen, mids men haar en den haaren 't lyf en de vryheid behoudenGa naar margenoot+ liet. Doch zy kon dit slegts voor zig zelve, en voor de helst der Burgtzaaten bedingen. Toen de Poort geopend, en men, langs horden, want de brug was reeds vernield, over de Graft, in 't Slot, gekomen was, werden 'er niet meer dan zestien weerbaare mannen binnen gevonden. Deeze geringe Bezetting werdt naar Dordrecht gebragt: alwaar men hen, ten overstaan van Aloud, thans, in Renesse's plaats, Baljuw van Zuidholland, looten deedt, om 't leeven. Men hadt een' Hollandschen Penning geslooten in een rond bolletje, en een' Leuvenschen, in een ander, van gelyke verw en gedaante. Die | |
[pagina 115]
| |
't laatste bolletje trokken, verbeurden 't lyf, en werden terstond onthalsd. De anderen behoorden, volgens 't Verdrag, op vrye voeten gesteld geweest te zyn; doch Aloud hieldt hen, tegen regt, gevangen. 't Slot te Ysselstein, den Graave in handen gevallen zynde, werdt aan Wolferd van Borselen, op zyne bede, geschonkenGa naar voetnoot(c). |
|