Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVIII. Graaf Lodewyk slaat de Kennemers en bemagtigt Leiden.Graaf Lodewyk hadt zyn Leger, na den togt op Sant Aagtendorp en Egmond, te rug gevoerd, en te Voorschooten neêrgeslaagen. Hier was eene groote Markt van allerlei mondbehoefte en versnaperingen voor 't Leger, 't welk 'er den tyd met lusten sleet. Doch de tydingen van den afval der Zeeuwen en van den optogt der Kennemeren, die kort na malkanderen kwamen, veroorzaakten geene geringe ontsteltenis in 't Leger. De Kennemers hadden zig, te Leiden, versterkt, om Graaf Lodewyk daar den doortogt te beletten, terwyl Graaf Willem, dagelyks, uit Zeeland te gemoet gezien werdt, om hem, van den an- | |
[pagina 319]
| |
deren kant, te overvallen. Men was hier van, in 't Leger te Voorschooten, niet onkundig: weshalven beslooten werdt, zonder uitstel, en eer Graaf Willem in Holland zyn kon, op de Kennemers aan te trekken. De onderneeming gelukte, door de onvoorzigtigheid der Kennemeren, die, ontydige uitvallen doende, van het ervaaren Krygsvolk des Graaven van Loon, geslaagen en verjaagd werden. Toen de buiten-graft der Vesting met puin en korenschooven gedempt was, viel het den beleggeren niet moeilyk, daar door, en naar binnen te geraaken. De Edelen, die 't werk van binnen bestierd hadden, zagen toen om, naar een goed heenkomen. De voornaamsten bergden zig. Veelen werden in den Ryn, die door Leiden loopt, gejaagd. Anderen, zig, op eene houten brug over dien Stroom, ter weer willende stellen, stortten, onverhoeds, met de brug in 't water. Eenigen ontkwamen 't gevaar, te Schepe. Doch veelen werden gedood of gevangen: en onder de laatsten was Willem van Teilingen. Het Leger van Graave Lodewyk keerde, zegepraalend, naar Voorschooten te rug. Ga naar margenoot+ Willem, op 't ontvangen der tyding deezer nederlaage, ontveinsde het leed, dat hy 'er over gevoelde, en spoedde zig te meer, om Graaf Lodewyk in Holland op te zoeken. Zyne Zeeuwsche benden over de Maaze gevoerd, en op den Hollandschen bodem ontscheept hebbende, trok hy naar Ryswyk, alwaar hy zig nedersloeg. In 't trekken, was zyne magt merkelyk aangegroeid, overmids hem veele Hollanders toegevallen wa- | |
[pagina 320]
| |
ren. Ook hadt hy zig zo voordeelig en in zo goede orde gelegerd, dat de Hertog van Limburg, Lodewyks Bondgenoot, afgevaardigd om 'er kennis van te neemen, zo verbaasd was, over de talrykheid en geschiktheid van Willems benden, dat hy eerst van Vrede begon te spreeken, en toen die plat uit geweigerd werdt, schielyk te rug trok, den schrik in Lodewyks Leger bragt, en met de benden, die onder hem stonden, zonder marren, aan 't vlugten sloeg. Toen was 'er geen houden meer aan 't overig deel des Legers. 't Vlieden werdt algemeen. Wapens, Tenten, Mondkost, Koopwaaren en Kostlykheden, alles bleef in den loop. Graaf Willem, die digt by Voorschooten gelegerd was, kreeg haast kennis van deeze vlugt. Hy vervolgde de vlugtenden, die den Ryn langs naar Utrecht trokken; sloeg hun een goed deel volks af, en bekwam een' ongelooflyken buit. De Hollandsche vrouwen zelve toonden hunnen moed, by deeze gelegenheid; en hadden herts genoeg, om eenigen der vlugtenden, welken zy agterhaalen konden, van 't leeven te berooven. Doch Graaf Lodewyk en eenige anderen waren te ver vooruit geraakt, om agterhaald te konnen wordenGa naar voetnoot(m). Ga naar margenoot+ De binnenlandsche Kryg werdt egter voortgezet. Graaf Willem bemagtigde en vernielde het Slot te Asperen, Volpert en Floris van Leerdam toebehoorende. De Stigtschen daarentegen overmeesterden Dordrecht, welk, te vooren, Graave Willem in handen gevallen was, en staken den brand in de Stad, waar door een | |
[pagina 321]
| |
groote voorraad van Wyn en Graanen verteerdt werdt. |
|