Laatste verzen(1923)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] De avond is gekomen. Het licht werd weggenomen, Dat over de aarde lag. Reeds duisteren de boomen - De avond is gekomen, En 't was nog klare dag! De zon had hare stralen Den rijpen zomernoen Rechtstandig neer doen dalen, Met oogsten en binnenhalen Had ik nog veel te doen. Toen is mijn zon gezonken Voor goed en onverwacht, De bleeke sterren dronken Het hemellicht en blonken En bloeiden in den nacht. Ik zag het vreemd gebeuren, De handen in de schoot, En even moest ik treuren, Om 't sterven en verkleuren Van 't gloeiend avondrood. Maar, dacht ik, God zal zorgen Voor 't geen te velde staat, Wat mòet, dat wòrdt geborgen, Zoo niet vandaag, dan morgen, Als Hij aan d'arbeid gaat. [pagina 31] [p. 31] Toen heb ik mij tevreden Tot rusten neergevleid. Wat nood, zoo hier beneden Mijn handen 't werk niet deden? Wat scha voor de eeuwigheid? Vorige Volgende