Gebroken kleuren(1939)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Liedje Ik heb bij een korenveld gestaan. Ik heb de handen uitgestrekt Naar het goud van het golvende graan. O! dat ik die vreugde grijpen kon Van het golvende graan in de gouden zon! Ik heb de handen uitgestrekt Naar de vreugd van het gouden graan. Ik heb in het blanke maanlicht gestaan. Ik hief de verlangende blikken omhoog Naar den glans van de zilveren maan. Ik hief het smeekende aangezicht Naar de stille rust van het manelicht. O! dat ik den vrede grijpen kon Van die rustig stralende maan. Ik hoorde des avonds den nachtegaal slaan. Ik strekte de dorstige lippen uit Naar de klanken, die stervend vergaan, Naar de golvende stroomen van jublenden klank, Naar den zoeten weemoedigen liefdezang. O! dat ik de weelde drinken kon Der klanken, die stervend vergaan! Vorige Volgende