zo, en dan neem ik nog wat en doe het op mijn wangen; je weet dat ik in Scarsdale les geef, en die kinderen daar, nou, die mogen wel eens, weet je, weten soms niet.’ Ze bedoelde dat in die rijke buurt alleen de dienstboden er als negerinnen behoren uit te zien; muziekleraressen en andere meer waardevolle lichamen waren slechts in wittere huiden verkrijgbaar. Ik schaam me, zei Charity, herinner je je Shay, dat meisje met de pony, sluik haar, zondagprogramma; die heeft meegedaan in Alabama en zich gevangen laten nemen, en ik zit hier en doe niets aan de hele integratie. Je doet meer dan zij, heb ik toen maar gezegd, dat was ook zo; en sommige mensen zijn door zulke verwilderde gedachten omsingeld. In ons hospitaal werkt een heel intelligent en mooi meisje, zei ik, en dat zeg ik nu weer; een allerdonkerst meisje, donkerder dan haar lippen. Ik geloof niet, zei ze eens, dat wij zoveel te bevechten hebben, en als we willen kunnen we best het werk krijgen dat we waard zijn. Maar het contact, zei ik, is toch nog te gering, en de vriendschap, en het aantal gemengde huwelijken, dat toch verrijkend moet zijn. O nee, zei ze toen, de kinderen die daaruit voortkomen verliezen aan verstand wat ze aan schoonheid winnen. You are kidding, zei Charity.
In de avond brachten we haar naar het subway stationnetje. Het is twee hoeken ver; tot aan de eerste hoek onder breed uithangende bomen, wier moederlijke schaduw door lovertjes lamplicht werd verlicht, en langs de duistere kleine tuinen waaruit de bleke canna's opstaken, en de bleekste overblijfselen der rozen, en tegen de vagelijk gekalkte en gekleurde muren, als men goed keek, de soms wat verschuivende eigenaars, die goed naar ons keken. De hoek om wordt gelig en wittig schijnsel, met plankjes, nog wat verkoopbare kistjes vruchten, en enkele kleine kinderen van uit oude kleine winkels de straat op geworpen. Een deur waarop een hoofd is geverfd, dat door middel van roestkleurig smeersel en een verschijnsel op het haar tot indiaanskop is