De vrijheid gaat in 't rood gekleed
(1945)–Theun de Vries– Auteursrecht onbekend
[pagina 258]
| |
richt, verlieten ook de oorlogsbodems, de Franse zowel als het buitgemaakte fregat, de haven van Point-à-Pître, ‘met onbekende bestemming’, zoals het heette, hoewel een ieder wist, dat ze naar de noordzijde van het eiland gedirigeerd zouden worden. Terzelfdertijd bereidde Chrétien het proces tegen de gevangen genomen aristocraten en koningsgezinde planters voor. David behoorde tot de weinigen, die dit laatste wisten, zij het ook niet tot de ingewijden, die werkelijk deel hadden aan de opzet van het proces. Victor Hugues en generaal Aubert bevonden zich buiten bij de soldaten, maar David hoorde van Marotte, dat zij terug zouden komen, om het proces bij te wonen. De grote zaal van de Assemblée, waar zich publieke tribunes bevonden, was in gereedheid gebracht, want het proces zou een aangelegenheid worden van de gehele bevolking, - een waarschuwing aan de vijanden van de republiek, die zich nog in de stad mochten bevinden, een bezieling voor de republikeinen, om niet te wankelen. David had niet bij het rechtsgeding aanwezig willen zijn, maar hij hoopte er Hugues terug te zien, dien hij op een of andere wijze begon te missen. Hij was nerveus en verstrooid, werkte slecht en ging des avonds, inplaats van achter het raam te zitten en naar buiten te staren, of de lamp aan te steken, te etsen en te lezen, vroeg naar bed. Maar de hete onrust van de voornacht en de onrust in zijn gedachten lieten hem meestal niet slapen. Soms verliet hij het huis, en zwierf door de stad, om het leven van zijn medemensen te bespieden. Hij stond stil voor de café's, waar een door hem verwenste en niettemin gehoorzaamde schroom hem verbood binnen te gaan, ofschoon hij door de volte en het babbelen der bezoekers onder talloze brandende kaarsen bekoord werd. Hij zag door neteldoekse muggenetten de officieren met de Creoolse meisjes dansen, en halfbloeden en petits blancs in hun clubs kaarten, biljarten, of ook alleen maar op de ter- | |
[pagina 259]
| |
rassen zitten, om zich de insecten pijprokend van het lijf te houden en te luisteren naar het voorlezen van de couranten. Soms liep hij ook wel langs de schouwburg, waar het mysteriekind Coelina nog altijd tranen en applaus bij een veelkoppig publiek scheen te wekken. Het was ver buiten zijn dagelijkse kring van gevoelens en arbeid, maar het lokte. Een nieuw heimwee kwam over hem. Hij benijdde bij vlagen Scipion en Bonny, die met het merendeel der zwarte troepen tegen de Engelsen waren uitgerukt, en die hij, nu zij er niet waren, ook al begon te missen. Hij benijdde zelfs Hatuey, met wien hij een enkele keer gesproken had, maar die weinig tijd meer had, omdat hij rusteloos de waardigheidsbekleders der republiek van en naar hun bureaux reed. Zij allen deden iets; zij hadden een doel. Hij betrapte er zich op, dat zijn doel eigenlijk nog niet bereikt was. Het wonen in Bastiat's huis, het schilderen en rondslenteren kon geen doel zijn. Het had iets van een voorbereiding, een overgang... meer niet. Aan de vooravond van het proces, toen de dag op verdwijnen stond en David zijn kookschaal stond schoon te schuren, bedenkend, wat hij zou doen, kreeg hij opnieuw bezoek van Marotte, die ditkeer het zonnescherm voor een enorme vilthoed verruild had. De secretaris was geheimzinnig en rook niet eens naar alcohol. Hij wenkte meer dan dat hij het zei, dat David vlug met hem mee moest gaan. Terwijl David naast hem voortliep, en vragen stelde, was hij de zwijgzame, die af en toe kalmeren moest: - Je zult wel zien, je zult het wel bemerken... - David's nieuwsgierigheid groeide haast beklemmend, toen ze eindelijk de binnenplaats van het grote huis bereikten. Alle ramen waren verlicht, en de langs elkaar glijdende mensenschaduwen verrieden de aanwezigheid van vele bezoekers. In het voorhuis stonden militairen bij elkaar; zij droegen zorgvuldig geborstelde uniformen, glimmende laarzen en degens, waarover een vuurstreep liep. Hun gezichten stonden plechtig en feestelijk, al even feestelijk als | |
[pagina 260]
| |
die van de burgers en burgeressen, die op de corridor zaten, als wachtten ze ergens op. De oude Hannibal en een paar andere negerbedienden liepen met grote zilveren bladen vol glazen, en met champagneflessen in sneeuwwitte servetten. Marotte, een oogwenk snuffelend boven de flessen, trok David mee tussen de lachende en elkaar toedrinkende gasten door, waarvan velen de kokarde van een officieel ambt op de jas droegen, en duwde hem de salon binnen, waar de wandkaart nog steeds hing. David bleef staan. Er stond een klein groepje mannen, een paar militairen en burgers, bijeen; David herkende het eerst den langen, zorgzaam gekleden Chrétien. Daarop gingen een paar blanken op zij en Victor Hugues trad met een gezicht vol triumf en trots uit de kring op David toe. - Voila, citoyens... onze zwarte vriend, waarover ik het had... Ik heb op je gewacht, David. - David keek, lichtelijk bedremmeld en tegelijk getroost, naar de zes of zeven gezichten, die nu onderzoekend, nieuwsgierig, maar zonder uitzondering met zichtbare welwillendheid naar hem werden toegekeerd. Zelfs het bruine, houtkleurige mombakkes van Chrétien was ontspannen, en de schrandere koelte der ogen warmer, dan David ooit had gezien. Hugues stak de hand half gebiedend, half uitnodigend naar hem uit. - Kom... kom - wat draal je? Wij hebben goed nieuws voor je - wij kunnen het hem toch vertellen, burgers?... Baron! - riep hij door de deur, die open was blijven staan, naar een der flesdragende negers wenkend, - champagne voor David! - Hij was opgetogen en overmoedig als een schooljongen, terwijl Baron zich haastte, David in te schenken. - Funny, that we still should have black barons, eh, after we've abolished all white ones, - schertste hij onderwijl tegen de blanken, die lachten en hun glazen lieten bijvullen. David stond met de kristallen coupe in de hand, innerlijk nog altijd even bevreemd en vol spanning, maar het was een strelende, | |
[pagina 261]
| |
gelukkige spanning. Hugues keerde zich met het glas hoog in de hand naar hem toe: - Je kunt drinken op het welzijn en de overwinning van de Franse Republiek en de Nationale Conventie, zei hij, terwijl zijn jongens-trots onder de plechtige woorden bleef stralen. - Wij hebben vanochtend de Engelse batterij te Petit-Bourg bestormd en genomen... - Vive la patrie! - zei een der officieren; er werd opnieuw gejuicht en de glazen klonken muzikaal tegen elkaar. - Vive nos soldats! - zei Chrétien, wiens uitbundigheid David bijna ongepast voorkwam. - Vive nos réprésentants du peuple! - zei een der gasten in burger. David hief ook het glas, maar minder overmoedig dan de anderen. - Mijn gelukwensen, citoyens, zei hij. Hugues keek hem lachend aan. - Drink dan toch, David... drink! (David dronk)... Weet je, wat deze overwinning zeggen wil, kunstenaar? Dat het kamp van Berville vrijwel ongedekt ligt, - dat we nu maar hoeven te landen, om de Britten op te sluiten in het schuilhol, dat ze voor zichzelf gebouwd hebben...! - Weer dronken allen, en ook David dronk zijn glas tot op de bodem uit. Het was, of er fijne licht-aderen achter zijn ogen begonnen te trillen, zij trilden door heel zijn hoofd en door zijn lichaam met koele vurigheid; in elk van zijn zenuwen tintelde verwachting. Hugues zette zijn lege glas op het tafeltje neer, en trok hem uit de kring naar een hoek van de kamer, naast zich op een bank. Weer was het blauw van zijn ogen violet, en de Romeinse, gouden hardheid van zijn trekken verzacht in een nagebleven lach. - Ik heb je hier niet laten komen, om alleen maar te drinken op het succes van blanken en zwarten, zei hij; - ja, ook van de zwarten, want jouw negers hebben schit- | |
[pagina 262]
| |
terend gevochten... Ik heb een opdracht voor je. - David verbaasde zich. Het scheen een slecht-gekozen ogenblik voor een opdracht, al kon het voortkomen uit de jubelstemming van den volksrepresentant, nu een nieuw portret van zichzelf of van Chrétien te laten maken. Hugues scheen zijn gedachten te raden; hij schudde snel het hoofd. - Ik bedoel geen schildersopdracht, zei hij; - al heeft het daarmee toch weer te maken... Ben je eigenlijk volleerd in je kunst? - - Ik geloof niet, dat een kunstenaar dat ooit van zichzelf kan zeggen, zei David. Hugues schudde het hoofd in een niet-kwetsend ongeduld. - Ouiche... Ik bedoel: zou je naar Parijs willen gaan, om je in de kunst te bekwamen? - De lichtdraden in David's hoofd en zenuwen sprongen als snaren, en het was, of er een dunne echo door zijn hoofd ging. - Parijs...! - - Ik zie het, zei Hugues tevreden. - Ik zie het al lang. Je wilt het. Goed, David. Weet je, dat er in Parijs een groot schilder woont, die net zo heet als jij? Hm, je tong zit verduiveld vast vanavond... Het hindert niet. Je zult je spraak te rechter tijd wel terugkrijgen. Ik zal je brieven meegeven voor Parijs, voor het Conservatoire des Arts, en voor den schilder David... Ze zullen je aannemen, als ze je werk zien. Ik zal voor alles zorgen, - wat heb ik gezegd? Ik verlies je belangen niet uit 't oog, ik heb geen verstand van kunst, maar ik bescherm de kunstenaars... - Nu lachte ook David om de herinnering aan de veelgebruikte zinswendingen. Daarop werd Hugues ernstig. Zijn stem daalde: - Morgenochtend, vóor het proces tegen de royalisten begint, wordt onze overwinning publiek gemaakt... dat zal indruk maken, ook op hen... Maar ik wil, dat ze het in Parijs ook zullen weten. Ik heb dringend een boodschapper nodig. | |
[pagina 263]
| |
Jou. Jij bent een neger, en niemand zal verwachten, dat je rapporten aan de regering overbrengt. Compris? Hoor nu goed toe: morgennacht, zodra het donker is, valt de brik ‘Inflexible’ de baai binnen... niet aan de havendam, maar in een van de inhammen aan de kust van La Basse Terre, bij Point d'Evêque. Voor de ochtend zal ze weer vertrokken zijn, met jou aan boord, en met bestemming: Nantes. Ik laat je in alle stilte met je boeltje, het vrijgeleide en de brieven voor de regering aan boord brengen. De rest wijst zich. - Brik. Vrijgeleide. Nantes. Frankrijk. Ik ga naar Frankrijk, dacht David. Ik ga naar Parijs. Het is een fantastische droom. Pas op, dit stort als een kaartenhuis in elkaar... Ik ben ingeslapen en zal wakker worden als de negerslaaf David. Het is alles onwaar: Massou, de vaudoux, en de bestorming van het fort, en Victor Hugues, en het huis van Bastiat, en Perle... Hij knipperde zwaar met de ogen, maar hij wist, dat het geen droom was, want Victor Hugues zat naast hem, en dit ogenblik was alleen maar te groot en ongerijmd, om door hem bevat te worden. Hij keek Hugues aan, die hem met een milde spot opnam. - Nog altijd met stomheid geslagen... Het mag, als ik dan maar niet voor dovemansoren spreek. - - Het is veel te veel, zei David met moeite; - het is als een wervelwind, die ons van de adem berooft... - - Ik kan het me indenken, zei Hugues; - maar ook een cycloon gaat voorbij. Je zult je best moeten doen, om het in rust te bevatten, en daarvoor heb je nog een heel etmaal... Ben je het eigenlijk met mijn voorstel eens? - - Als kind heb ik al naar Parijs willen gaan, citoyen, zei David. - Allons bon!... Alleen moet ik je nog op éen ding wijzen: de Britten zijn ongehoord waakzaam op zee en kruisen overal. Ik hoop, dat de brik er door heen komt. Ik mag je niet laten gaan, zonder je op dit gevaar te wijzen. Het zou kunnen | |
[pagina 264]
| |
gebeuren, dat je... ce que la providence ne plaise... in Bristol of Portsmouth aan een Engelsen lord wordt verkwanseld. Engeland heeft de slavernij niet opgeheven, zoals je weet... - David's hoge stemming week niet voor het schrikbeeld, dat Hugues opriep. - Ik waag het, citoyen... Het vooruitzicht is te groot, om het niet te durven. - En... spijt het je niet van het huis? - - Het huis is geen hoofdzaak meer, citoyen. - Hugues klopte hem op de knie. - Goed gesproken... Ik was een ogenblik bang, dat je tegen reis en risico op zou zien. En denk er aan, David, ga niet meer uit, voor je mijn volledige orders hebt... Ach - het proces! - - Ik was niet van plan, er heen te gaan, citoyen. - Hugues keek hem aan, of hij het meende. - Toch jammer. Burger Chrétien houdt een aanklachtsrede, die je zou interesseren. Nu ja. Hm. Je kunt in Parijs inhalen, wat je hier mist. Ook daar is de revolutie nog niet voltooid, men is er waakzaam, en men spreekt er voortreffelijk... Wil je nog een glas champagne? Vraag het aan Hannibal of Baron. - Hugues stond op en keerde naar het groepje terug, dat zich niet in zijn gesprekken had laten storen. David begreep, dat het onderhoud - al of niet door champagne gevolgd - nu afgelopen was. Hij boog voor het kleine gezelschap, boog voor Hugues afzonderlijk, die hem toewuifde, en verliet de kamer. Toen hij beneden kwam, zag hij, dat Hannibal en zijn helpers bezig waren, in een der vertrekken de tafels te schikken voor een feestelijk souper. Het aantal bezoekers was nog groter geworden, en op de binnenplaats moest hij zich een weg banen tussen de calèches en postkoetsjes der laatst gekomenen. |
|