Natuurlijk naar Hanneke. Toen heeft hij haar alles verteld en de bijbel teruggegeven.
Hij zei: 'Ze hadden me verteld, dat jij rijk was, Hanneke, dat jij een schat in huis had. Die wou ik stelen....'
Hij zei ook: 'En als je nu naar de veldwachter wilt gaan, Hanneke, dan moet je dat maar doen. Ik kon niet anders, ik moest naar je toe. Ik moet rust hebben....'
En wat zei Hanneke? Ging ze naar de veldwachter?.... Nee, natuurlijk niet. Ze glimlachte en toch liepen de tranen over haar wangen. Ze vroeg: 'En weet je het nu, Gijs, of ik arm ben of rijk?'
'Ja,' zei Gijs, 'nou weet ik het goed, Hanneke. Jij bent rijk. Jij bent schatrijk!'
'Maar nu word jij het ook!' zei Hanneke.
En dat is zo geworden, jongens. Het leven van Gijs is helemaal anders geworden. Hij stroopte niet meer en hij stal niet meer. Hij werd een eerlijke, vlijtige man. Later is hij boerenknecht geworden.
Hij heeft ook een bijbel gekocht. Niet zo'n grote als die van Hanneke, maar dat hoefde ook niet. Het was toch net zo goed een schat. Want er stond net zo goed in: 'Gijs, de Heer in de hemel heeft jou lief.'
Die liefde van God, die maakte Gijs rijk.
Net zo rijk als Hanneke.