zoo'n pad daarvan! 't Was net ja, 't was net, of 't al een beetje Zondag werd, als je naar dat geharkte stuk keek.
Verder maar weer. De paadjes in het tuintje achter het huis had hij al geschoffeld. Nu die eerst maar uitgeharkt.
Die werden mooi, hoor! En 't ging gemakkelijk; de grond was zoo los geworden door dat schoffelen. Nu goed het onkruid meenemen, dat deed vader ook altijd.
Zóó zou hij 't goed vinden. En wat zou ie opkijken vanavond, als hij zag, dat het lapje grond voor de boerenkool al omgespit was. Dat had hij stilletjes gedaan. Dat was een verrassing voor vader.
Nu achter 't huis nog. Eerst dien rommel maar even weggebracht in 't varkenshok.
‘Daar jo, vreet maar op. Lekker hoor!’ Met een flinken zwaai wipte hij een hark vol onkruid voor en op den vuilen dikzak, die stil lag te snurken. Het beest had niet eens zin, om op te staan. Langzaam rekte het zich wat uit en zocht knorrend en smakkend een paar groene spruitjes uit.
Nog een poosje en Evert was klaar. Toen stond bij met zijn borst tegen den steel van de hark geleund, alles nog eens te overzien. Ja, zoo was 't goed. Zóó mocht vader het zien, alles!
Evert wist al vooruit, wat hij zeggen zou. Hij hoorde 't al: ‘Dat heb je weer netjes gedaan, mijn