| |
| |
| |
Aanteekening.
Motto's: |
De drie Grieksche aanhalingen luiden: |
Gelukkig hij dien de Musen beminnen.
Al wat gij aanroert, godinnen, dat maakt gij schoon.
Komt, lieflijke Chariten, schoongelokte Musen!
Ochtendgloren |
is als muzikale inleiding gedacht. De rythme, dalend (daktuliesch, trochaiesch, - υυ en - υ), als zachte introductie van violen en violoncellen, teekent de fijne rustige stemming. Hier en daar, hij stijging rijzende (anapaistische, υυ - en iambische υ -) rythmen; hobo en fluit. Bij toenemende stijging, climax der strijkinstrumenten. Dan, bij het opgaan der zon, een statige maatgang en na eene korte verheffing en versnelling, het slot niet verbreeding van tempo. |
bl. 9. |
Kassiëpeia: Kassiopeia is eene latere min juiste schrijfwijs. |
bl. 10. |
Melos (in sommige talen Milo); het behoeft geene aanwijzing waarom |
| |
| |
|
uit de heerlijke eilanden der Grieksche zeeën, Melos is gekozen, de drager van het beroemde beeld van Afrodite. De handeling mag zoo ongeveer omstreeks 600 v. C. gesteld worden - doch - geene nacijfering van eenige jaren of feiten (pictoribus atque poetis enz.), die natuurlijk in éen beeld en éen oogenblik zijn saamgevat. |
|
Hefaistos (Vulcanus), vuurgod; Demeter (Ceres), graangodin; Helios, zon; Poseidoon (Neptunus), zeegod. |
Morgenoffer. |
Dat er aan de lieflijke dochter van Alkinoös gedacht is (Odusscia), ligt voor de hand; maar de toestanden zijn anders en anders bewerkt. Ook bemerk ik, André Chéniers Mendiant weer inziende, dat bij mij een paar gelijke trekken voorkomen; - deels, waarschijnlijk, oude herinneringen die weer van zelf oprezen; deels toe te schrijven aan het gebruiken van de zelfde bronnen. |
bl. 17. |
Hera (Juno). |
bl. 18. |
Tuchè, Lot, geval, toeval. |
bl. 20. |
Schoon is 'tzien van de zee, maar.... vaak voorkomend Grieksch gevoelen. |
bl. 21. |
Poseidaoon = Poseidoon. |
bl. 22. |
Humenaioslied, huwlijkslied. |
bl. 25. |
Zeus Xenios, Zeus de beschermer der gasten. |
|
Droom eener schaduw zijn wij - denkbeeld van Pindaros, de gedachte is ouder. |
|
Aristokratie - het woord is jonger dan de hier voorgestelde feiten, maar de zaak bestond, en in vollen gang was toen de strijd tusschen den aard, de begrippen, de staatkunde van tyrannie (= monarchie), aristoi, |
| |
| |
|
d.i. de aanzienlijken, en demos, d.i. het volk, de volkspartij. De hoogere opvatting van éen Hellenendom was, onder verschillende namen en vormen, reeds zeer oud bij eenige uitstekende mannen. |
bl. 27. |
Hestia, Veste, godin van het huisaltaar, van het home. |
bl. 28. |
Metron ariston, maat is het beste. |
bl. 29. |
bij den Hermes ter voorpoort: Hermeskop op eene zuil hij de voordeur. |
bl. 30. |
Zeus Herkeios, Zeus als beschermgod van het huis. |
Onder de bloemen. |
|
bl. 33. |
Gast - vreemde - de speling gaat hier verloren; in het Grieksch is gast en vreemde een zelfde woord. |
Inwijding. |
Bij de stijging der gemoedsaandoening, stijgt de iambe (υ -) tot anapaisten (υυ -) en eindelijk in de hymne tot de zingende maat van het dramatische koor; majestueus en con fuoco. Daarop volgt de rust; zwaarder en rustiger maatgang der 8-voetige trochaeën (- υ). |
De zilveren grot. |
Capri's grot op Melos overgebracht; er zijn meer zulke natuurverschijnselen. |
Wedkamp. |
Het duifschieten, omgekeerde variatie op Homeros' Ilias, zang XX. Over het Grieksche melische lied (zang) en de muziek, zie Histoire et théorie de la musique de l'antiquité par Fr. Aug. Gevaert. Gand. 1875. In de vereeniging van muziek en poëzie was bij de Grieken de muziek |
| |
| |
|
enkel begeleiding, de poëzie had de overhand. Aristoteles noch zegt: De muziek is alleen eene versiering en veraangenaming (ἣ̔́δυσμα) der poëzie. Later ging de muziek allengs meer wegen, tot zij bij de modernen het litteraire geheel wegneemt en overheerscht. Doch thans is het weder Wagners streven ‘door de muziek (in het drama) aan het woord de hoogste uitdrukking te verleenen.’ |
|
Rythme is bij de Grieksche poëzie en muziek beide het hoofdbeginsel; vorm hoofdzaak: hier geldt de zuivere teekening, het schoone der melodie, de gepastheid der vormen voor het uit te drukken gevoel; die muziek was een dessin mélodique, sobre de contours et d' expression, indiquant le sentiment général par quelques traits exquis d'une extrême simplicité; - une beauté calme, simple, éternellement jeune. (Gevaert.) |
|
Die muziek schilderde niet als de onze al wat onze ziel het diepst bevangt; roerde niet door geweldige combinaties en tooneffekten; zij werkte en moest werken verheffend, stillend, reinigend (ϗαβάρσις); daarom, Apolloon met de lier geneest de kwalen (Pindaros). Anders de fluiten; door dezen werd de geest geweldig bewogen, dronken, bezeten door den god Dionusos, in plaats van Apolloon. |
|
Blaasinstrumenten, zegt Aristoteles, (Pol. VIII. 6.) kunnen in de ziel geene neiging tot deugd wekken. Zij hebben een hartstochtelijk karakter. Hun gebruik is goed waar men den hoorder eene vrije expansie van de gevoelens die hem bewegen wil geven, en niet eene zedelijke verbetering en verheffing. |
|
De Grieken waren zeer fijngevoelig voor de ethische beteekenis der toonsoorten: |
|
de Frugische toon wekt tot vurig enthoesiasme, is orgiastiesch en pathetiesch; |
| |
| |
|
de Dorische ernstig, verheven, statig; |
|
de Ludische zacht, beweeglijk, geeft zin voor het kiesche en fijne. |
|
De zedelijke werking (ethos) der verschillende tonen en rythmen berust op zielkundige waarneming. |
|
Wanneer het accent, de slag, voorafgaat, en het volgende van den versvoet daalt, dus in de dalende maat, is de werking ernstiger, rustiger; dat zijn de ∸ υυ, daktulos, |
|
en ∸ υ, trochaios, |
|
Volgt het accent, de slag op eene of twee niet aangeslagen sylben, dan is de maat stijgend, dus bewogener, meer aanvallend; dat zijn |
|
de υυ ∸. de anapaistos, |
|
en υ ∸. iambe. |
|
Heftiger, onstuimiger is weer de choriambe, |
|
∸ υ ∸, |
|
Samengestelde rythmen zijn natuurlijk bewogener, minder eenvoudig en stil; te meer naar mate de samenstelling heterogener is. |
|
Een opmerkelijk woord van Gevaert is het: le rythme n'est ni grec ni barbare, il est le même pour tout le genre humain. |
|
Als de ouden zeiden: het accent is de moeder der muziek (d.i. poëzie en toonkunst), is dit ook eene gewichtige zaak met betrekking op de nieuwere rythmiek en prosodie. |
|
Verschillende liersoorten had men: |
|
Pectis en magadis hadden een schel, hoog geluid; barbitos en trigone een zwaarder. Echt Grieksch waren lura en kithara; lura (lyra, lier), ook kitharis genoemd, ook forminx en chelys (schildpad), was helder, eenvoudiger; de kithara had meer snaren, was voller en rijker van toon. |
| |
| |
bl. 49. |
De cirkeldans, de ἔγκυκλος, noch in Griekenland bestaande. |
bl. 54. |
In Boiotië de bevalligste vrouwen. - ‘De Boiotische vrouwen zijn de elegantste van heel Hellas,’ zegt Dikaiarchos (Fragm. I, 19). |
Avondweelde. |
Elegische maat. |
bl. 54 en 56. |
Charis, Chariten = Gratiën. |
|
Kupris, schoonste,......... |
|
Saffische strofen; de inhoud vrij ontleend aan fragmenten der gedichten van Saffo. |
Huiswaarts. |
Na den spelenden vorm van het voorgaande (Wijs beraad) neemt de ernstige hexameter het verhaal weer op om het ten einde te brengen. |
bl. 63. |
Epithalamion, bruiloftslied waarmede de feestgenooten de jeugdige echtelingen naar hunne woning geleidden. |
|
In..... verzwond als een dichterlijk droombeeld, is het slot bereikt. Daarna treedt de schrijver zelf op het proscenium; dit gevoeld als muzikale hymne, tot resumtie en symbool van het geheel en zijne hoofdgedachte. |
|
|