Nanno(1883)–Carel Vosmaer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Wijs beraad. Anders de jongeren - anders de ouderen; vóor dat zij handlen Laten zij rijpen 't besluit. Ifianassa, begreep wat over de oogen der dochter Glanzend of schemerend gleed. Dát zij verre, zoo dacht zij, dat kind al zinnen op huwlijk, Spele zij eer met haar pop! Vader Aristos, natuurlijk, vernam 't niet zonder verwondring, Toen zij gewichtig begon: - Zie, daar speelt ons de liefde haar roeklooze parten, de vreemdling Zint op den roof van ons kind! Is dat dank van een gast? Dat het Hestia moge verhoeden; Wee, dat het lot ons hen bracht! - Maar de ervarene vader hernam, met bedaardere zinnen: - Laster het lot niet, vrouw! [pagina 56] [p. 56] Zeus houdt beide de schalen, misschien dat hij 't goede ons toeweegt. - - 'k Mis haar zoo noode, zoo ver; Denkt gij dat 't kind wel eens mij verlof vroeg, zóo aan een jongman Plotsling te schenken haar hand? - - Moeder, dat vraagt zoo zelden aan ouders een jeugdige wildzang. - - Wildzang enkel, dat is 't! Veeleer zag ik haar vrouw van een edelen man onzer maagschap Hier, en die na ons er bleef. - - Naukrates, vrouw, is mee aanzienlijk, ons evengeboortig; Ja, hoe meer ik 't bedenk, Is een verbond met zijn stam en zijn land niet zóo te verwerpen... Zie, daar komt hij van pas. - Naukrates hoorde 't geval, glimlachende sprak hij en vleiend: - Vrienden, het wondert mij niets: Ware ik jong als mijn zoon, wellicht.... zelf zou ik in waarheid Vragen haar hart en uw gunst; Want zóo liefelijk is zij, zoo schoon en zoo kloek van gemoede.... Hadd' ik een dochter als zij! Zeker, zij wordt eene trouwe en edele vrouw, als ze 't voorbeeld Volgt van een moeder als gij! - Ifianassa verheelde een traan, door den schrandre verteederd; - 't Is ook een wakkere knaap, Zei ze, en ernstig hervatte beamend de goede Aristos: - Ja, en een edele zoon! [pagina 57] [p. 57] Vrouwe, ons gaven de goden een eenige dochter, een zoon niet Waar ons geslacht in herbloei'; Laten wij saam dan strenglen ons beider geslacht, en de toekomst Zij onzer kinderen zoon'. - Vroolijk en vreugdvol sprak toen Naukrates: - Vrienden, het gastrecht, 't Welk ons vereenigt, het groei'; Nauwer verwantschap worde 't, - en wijl gastvrienden zich weerszijds Eeren door 't wisslend geschenk, Ifianassa, Aristos, ik vraag u dan, schenk mij uw dochter, Kom, - ík schenk u mijn zoon. - Anders de oudren en jongren in middelen, - eender de uitkomst, Toch wint liefde in 't eind. Vorige Volgende