| |
| |
| |
Biografische aantekeningen
over de in de brieven genoemde personen
BAKHUIZEN VAN DEN BRINK, Reinier Cornelis. 1810-1865. Literator en historicus. Eén der leiders van de Gids-beweging. In 1837 verscheen: Vondel met Roskam en Rommelpot. Sinds 1853 was hij Rijksarchivaris. Medewerker aan de Spectator. |
|
BEETS, Nicolaas. 1814-1903. Beroemd theoloog en literator. Predikant, later hoogleraar te Utrecht. Schreef in 1839 onder pseud. Hildebrand de niet-verouderende Camera Obscura; voorts in zijn jeugd enkele bundels romantische, later talloze bundels stichtelijke gedichten, gelijkelijk verouderd. |
|
BINGER, Hijman. 1824-1890. Uitgever te Amsterdam, die o.a. de Vondeleditie van Van Lennep verzorgde. Hij was éen der leiders bij de Brederodefeesten in 1885, en nestor van de toen ontstane Brederodeclub. |
|
BLANCKE, Joanna Carolina. 1856-1937. Zuster van Perks zwager Jan Blancke; dochter van de handelaar en kunstverzamelaar Joannes Blancke († 1879), wiens omvangrijke collectie schilderijen, aquarellen en tekeningen na de dood van zijn weduwe (Oct. 1880) in Maart 1881 werd geveild. - Joanna Blancke huwde later met Sybren Schippers (1842-1908), arts te Zuidhorn, die, na zich te Wenen gespecialiseerd te hebben, in 1889 als eerste kinderarts zich vestigde te Amsterdam. |
|
BOISSEVAIN, Charles. 1842-1927. Bekend journalist; hoofdredacteur en later directeur van het Algemeen Handelsblad. Liberaal in politiek opzicht, met sterke godsdienstzin en vurige liefde voor het Oranjehuis. Redacteur van de Gids 1872-1888. |
|
BRINK, Jan ten. 1834-1901. Werd te Utrecht opgeleid voor theoloog; ging later over naar de letteren. Als leraar te 's-Gravenhage telde hij o.a. Emants, Netscher en Couperus onder zijn leerlingen. Sinds 1884 hoogleraar te Leiden. Schrijver van novellistisch werk, beschouwingen over literatuur, en literair-historische studies. Redacteur van ‘Nederland’. |
|
BULL, Abraham Johannes de. 1823-1888. Journalist en romantisch dichter, wiens poëzie tussen 1849 en 1863 verscheen. Vriend van Jacob van Lennep. Verbonden aan Het Nieuws van den Dag als opper-corrector. |
| |
| |
BURGERSDIJK, Leendert Alexander Johannes. 1828-1900. Natuurkundige en letterkundige, sinds 1864 in verschillende onderwijsfuncties te Deventer. Vertaler van de werken van Shakespeare, en voorts o.a. van enkele Griekse treurspelen. |
|
CONSCIENCE, Hendrik. 1812-1883. Vlaams romanschrijver van grote populariteit (De Leeuw van Vlaanderen, 1838); een der wekkers van de Vlaamse beweging. |
|
DANIELS, Carel Eduard. 1839-1921. Vestigde zich in 1863 als arts te Amsterdam, waar hij huisarts werd van de fam. Perk. In 1883 werd hij bibliothecaris van de Ned. Maatsch. tot Bevordering der Geneeskunst. Hij schreef vele medische artikelen en verhandelingen, o.a. Het leven en de verdiensten van Petrus Camper (1880). |
|
DOORENBOS, Willem. 1820-1906. Leraar, oorspronkelijk te Winschoten, sedert 1865 voor Geschiedenis en Ned. Letteren aan de H.B.S. te Amsterdam, waar o.a. Kloos, Perk, Van der Goes en Verwey les van hem genoten. Medewerker aan de Nederlandsche Spectator, de Amsterdammer, de Portefeuille etc. Van zijn hand verscheen een artikel in de Nieuwe Gids, eerste jaargang. |
|
FRIEDMANN, Alfred. Geb. 1845. Duits dichter en prozaïst, van wiens hand, behalve zeer veel andere publicaties, in 1875 het dichtwerk ‘Biblische Sterne’ het licht zag. |
|
GORKOM, Gerrit van. 1833-1905. Theoloog en literator. Sinds 1868 predikant te Amsterdam. Trad in 1875 uit de Ned. Herv. kerk wegens de toenmalige beroering; nam daarna een beroep aan bij de Remonstrantse gemeente, waar hij tot 1897 in functie was. Redigeerde samen met H. de Veer van 1868-1874 ‘Los en Vast’, waarin hij een aantal literaire beschouwingen publiceerde. |
|
GROOT, Joséphine de. 1860-1932. Toneelspeelster te Amsterdam, protégé van koning Willem III, hofcantatrice. Na ongeveer 10 jaar aan het toneel te zijn geweest, huwde zij met Mr. Martin J. Rikoff, met wie ze zich in Londen vestigde. Portret, en zeer critische beschouwingen over haar optreden in: Dr. M.B. Mendes da Costa, Tooneelherinneringen, deel 1. Uitvoerig gedicht van Perk voor haar bij Betsy Perk, pag. 120-121. |
|
HALL, Jacob Nicolaas van. 1840-1918. Jurist en letterkundige. Hoofdambtenaar van de Secretarie te Utrecht, later (1878-1883) te Amsterdam. Redacteur van de Gids: 1883-1916. Oprichter van het Nederlandsch Tooneelverbond. |
|
HASEBROEK, Johannes Petrus. 1812-1896. Theoloog en literator. Schrijver van romantische, later vooral stichtelijke gedichten. In 1878 verscheen: Sneeuwklokjes; in 1879: Winterbloemen. Onder het pseud. Jonathan gaf hij in 1840 Waarheid en Droomen uit, dat zich naast de Camera gehandhaafd heeft. Van 1851 tot 1883 was Hasebroek te Amsterdam als predikant in functie. |
| |
| |
HOFDIJK, Willem. 1816-1888. Eerst schilder; later romantisch dichter, en schrijver van nationaal historisch werk. Leraar aan het Gymnasium te Amsterdam. Van hem verscheen o.a. in 1880 de bundel Malven en Asters; in 1881 het epische gedicht In 't harte van Java. |
|
HOLDA, pseudoniem van Adriana Jacoba Francisca Clant van der Mijll-Piepers (1842-1923). Schreef rhetorische Duitse en Nederlandse gedichten; publiceerde van tijd tot tijd boekbesprekingen in de Spectator, en gaf daar op 20 Febr. 1886 een gunstig oordeel over de ‘Julia’. Belangrijk is haar Ibsen-vertaling (1906-1908). |
|
HONIGH, Cornelis. 1845-1896. Leraar en letterkundige. Zijn vrij gunstig ontvangen bundel Mijne Lente (1871) werd in 1880 gevolgd door Geen Zomer; besproken door Perk in de Spectator van 19 Februari 1881. Honigh was Gidsredacteur van 1881-1892. |
|
HUET, Conrad Busken. 1826-1886. Oorspronkelijk modern-gezind Waals predikant, later journalist en letterkundige. Gidsredacteur 1863-1865. Als journalist in Indië 1868-1876; daarna als literator te Parijs. Deskundig en geestig criticus, wiens werk verzameld is in 25 delen Litt. Fantasien en Kritieken. |
|
ISING, Arnold Paul Constant. 1857-1904. Werd in 1876 verbonden aan Het Nederlandsch Tooneel, als speler, doch later vooral als vertaler en adviseur, waartoe zijn veelzijdige ontwikkeling hem in staat stelde. Vriend van verschillende Tachtigers. Medewerker aan de Spectator. Flanorlid. |
|
KAISER, Friedrich. 1808-1872. Sterrekundige. In 1826 benoemd tot observator aan de Leidse sterrenwacht, in 1837 tot lector, in 1840 tot buitengewoon, in 1845 tot gewoon hoogleraar. Zijn boek: De Sterrenhemel (twee dln. 1844-1845) maakte veel opgang; de tweede druk verscheen in 1847, de derde in 1860. |
|
KATE, Jan Jacob Lodewijk ten. 1819-1889. Gevierd predikant, dichter en vertaler, sinds 1860 woonachtig te Amsterdam. Tussen 1834 en 1889 verschen van zijn hand een onafgebroken reeks publicaties; zijn hoofdwerk: De Schepping, is van 1866. |
|
KLEINE, Engbert Gerard Frederik Hendrik Smit. 1845-1931. Vriend van Emants, Vosmaer en vele andere letterkundigen. Achtereenvolgens redacteur van Spar en Hulst; de Banier; Nederland; de Gulden Winckel. Schreef onder het ps. Piet Vluchtig o.a. de bundel schetsen: Haagsche Hopjes. |
|
KLEINE, Maria Johanna, geb. Gartman. 1818-1885. Beroemd toneelspeelster. Debuteerde in 1836; was in de loop van haar leven aan verschillende gezelschappen verbonden, en gaf ook lessen aan de Toneelschool. |
|
KLOOS, Willem Johan Theodoor. 1859-1938. Dichter en criticus. Leerling van Dr. Doorenbos. Studeerde na Staatsexamen voor Cand.
|
| |
| |
klassieke letteren. Korte tijd intiem bevriend met Perk, doch van voorjaar 1881 tot Perks dood met hem gebrouilleerd. Oudste bijdragen in: Nederland, de Ned. Spectator (pseud. Q.N.), de Amsterdammer (pseud. Sebastiaan Sr.) en Astrea. Werkte samen met Vosmaer bij de verzorging van Perks dichterlijke nalatenschap. Flanorlid. Was in 1885 één der oprichters, en tot zijn dood redactie-secretaris van De Nieuwe Gids. |
|
KULK, Tonius Cornelius van der. 1835-1911. Oorspronkelijk predikant, later journalist. Van 1869 tot 1903 redacteur van het Vaderland, van 1878 tot 1909 redacteur van de Tijdspiegel. |
|
LAURILLARD, Elize. 1830-1908. Theoloog en letterkundige. Schrijver van talloze werken op godsdienstig, sociaal en literair gebied. Vooral populair door berijmde vertellingen en puntig geformuleerde levenswijsheid. Predikant te Amsterdam sedert 1862. |
|
LEEUWEN, Jan van - Jzn. 1850-1924. Classicus; eerst leraar aan het Amsterdamse Gymnasium; in 1884 als opvolger van Cobet hoogleraar te Leiden, tot 1914. Flanorlid. |
|
LENNEP, Warner Willem van. 1833-1903. Jongste zoon van David J. van Lennep. Jurist en literator; lange tijd Wethouder van Onderwijs te Amsterdam. In 1879 vertaalde hij Keats' Hyperion en droeg deze voortreffelijke bewerking, voorzien van belangrijke aantekeningen, op aan de ‘Dinsdagsche vriendenkring’ bij Alberdingk Thijm. |
|
LOVENDAAL, Gijsbertus Wilhelmus. Geb. 1847. In verschillende onderwijsfuncties te Cuijk werkzaam. Van hem verschenen enige bundels eenvoudige zangerige, soms moraliserende liedjes, o.a. Lentedagen (1880) en Lied der Liefde (1880). |
|
MONT, Karel Maria Polydoor. 1857-1931. Vlaams dichter en cultuurhistoricus; welsprekend redenaar, en als zodanig een der leiders van de Vlaamse beweging. In 1880 verwierf hij de vijfjaarlijkse staatsprijs voor Vlaamse letterkunde met zijn bundel: Gedichten. |
|
MULLER, Hendrik Clemens. 1855-1927. Classicus, in 1880 als leraar benoemd aan het Sted. Gymnasium te Amsterdam. Werkte mee aan de Spectator. Schreef o.a. Gedichten (1878); Een woord over Multatuli (1883) en verschillende vertalingen. Een volledige lijst van zijn geschriften, met foto en autobiografische inleiding werd bij zijn 60ste verjaardag gedrukt. Flanorlid. |
|
OYENS, Johannes Christiaan de Marez. 1845-1911. Jurist; advocaat te Amsterdam; minister van Waterstaat in het Ministerie-Kuyper (1901-1905); later nog éen jaar lid van de Eerste Kamer. |
|
PAAP, Willem Anthony. 1856-1923. Opgeleid voor onderwijzer, later door financiële hulp van Zürcher jurist geworden. Omstreeks 1880 éen der meest op de voorgrond tredende jongeren. Flanorlid. Werkte o.a. mee aan de Ned. Spectator en de Amsterdammer. Stond
|
| |
| |
in correspondentie met Multatuli, Vosmaer e.a. Was mede-oprichter van de Nieuwe Gids, doch slechts éen jaar redacteur. Zijn bekendste werk is Vincent Haman (1898). |
|
PERK, Jacques Fabrice Herman. 10 Juni 1859-1 November 1881. Zoon van Ds. M.A. Perk; vriend van Kloos, Van der Goes, Paap en vele andere jongeren omstreeks 1880. Enkele poëtische, critische en journalistieke bijdragen werden gepubliceerd in de Ned Spectator, Nederland, de Amsterdammer en de Tijdspiegel. Precies een jaar na zijn vroege dood verscheen een keuze uit zijn nagelaten poëzie, voorzien van een sympathiek levensbericht door Vosmaer en een magistrale inleiding door Kloos. |
|
PIERSON, Allard. 1831-1896. Opgeleid voor predikant, later theologisch privaat-docent en buitengewoon hoogleraar te Heidelberg, vanwaar hij in 1874 vertrok. Sinds 1877 hoogleraar in de Aesthetica, de kunstgeschiedenis en de nieuwe letteren te Amsterdam. Schrijver van talloze verhandelingen. |
|
POTGIETER, Everhardus Johannes. 1808-1875. Koopman en zeer begaafd letterkundige. Oprichter van de Gids en erkend leider van de daarvan uitgaande beweging. Dichter van o.a.: ‘Florence’ en ‘De nalatenschap van den Landjonker’. |
|
ROOSES, Max. 1839-1914. Vlaams criticus en kunsthistoricus; leraar Ned. taal en letterkunde te Namen, later te Gent. Speelde een belangrijke rol in de Vlaamse beweging, als ook in de liberale partij te Antwerpen. Eén der beste Rubenskenners van zijn tijd. |
|
ROP, Antoon Leonard de. 1837-1895. Hoofd van een Openbare lagere school te Amsterdam. Gevierd schrijver van kinderboeken en van enkele bundels gedichten, o.a. Duinbloemen (1879). |
|
SCHAEPMAN, Hermanus Johannes Aloysius Maria. 1844-1903. Katholiek theoloog, literator en politicus. Hield op 5 Februari 1879 de herdenkingsrede over Vondel. Zijn bekendste werk is de ‘Aya Sofia’ (1886); door Kloos vernietigend beoordeeld. |
|
SCHIMMEL, Hendrik Jan. 1823-1906. Schrijver van historische romans en toneelspelen; mede-oprichter van het Toneelverbond. Redacteur van verschillende tijdschriften o.a. de Gids (1851-1857) en Nederland. Gedurende vijftien jaren was Schimmel directeur van de Amsterdamse Credietvereniging. |
|
SPRUYT, Cornelis Rellaar. 1842-1901. Wis- en natuurkundige en wijsgeer, sinds 1877 hoogleraar in de Wijsbegeerte te Amsterdam. Kantiaan. Schreef vele werken op philosophisch en sociaal gebied. |
|
STOKVIS, Barend Joseph. 1834-1902. Medicus; in 1874 benoemd tot hoogleraar in de algemene pathologie en de inwendige geneeskunde aan het Amsterdamse Athenaeum; in 1877 benoemd aan de pas gestichte Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam tot hoogleraar in de algemene pathologie, pharmacodynamie en kliniek. Geconsulteerd door de fam. Perk tijdens Jacques' laatste ziekte. |
| |
| |
THEURIET, André. 1833-1907. Frans dichter en romanschrijver; jurist; jarenlang ambtenaar aan het Ministerie van Financiën. |
|
THIJM, Josephus Albertus Alberdingk. 1820-1889. Romantisch dichter en prozaïst; tijdschriftredacteur; criticus en autodidactisch cultuur-historicus; katholiek emancipator. Oorspronkelijk handelaar, later uitgever, sinds 1876 hoogleraar aan de Academie van beeldende kunsten te Amsterdam. Te zijnen huize kwam Dinsdagsavonds een literaire kring bijeen, waartoe ook Jacques Perk toegang heeft gehad. In 1880 verscheen van Thijms hand een nogal ingrijpende Warenar-bewerking. |
|
VALETTE, Gerard. (Eigenlijk geheten: G.J.P. de la Valette) 1853-1922. Maakte enige naam met een bundel Indische schetsen: Baren en Oudgasten (1880). Medewerker aan de Spectator. |
|
VOS, Jan Cornelis. Geb. 1855. Toneelspeler en vertaler, eerst student in de Rechten, daarna in de Letteren. Flanorlid. In 1876 verbonden aan Het Nederlandsch Tooneel; ook docent aan de Toneelschool. Oprichter en redacteur van De Lantaarn (1885). |
|
VOSMAER, Carel. 20 Maart 1826-12 Juni 1888. Behalve de jaren 1852-1856 steeds woonachtig te 's Gravenhage, na '56 als substituut-griffier van het Provinciaal Gerechtshof, later in dezelfde functie bij de Hoge Raad der Nederlanden, sinds 1873 als ambteloos letterkundige en cultuur-historicus. Schrijver van o.a. Vogels van diverse pluimage (1872-'75); Londinias (1873); Amazone (1880). Homerus-vertaler. Redacteur van de Nederlandsche Spectator (pseudoniem: Flanor). Correspondeerde met talloze letterkundigen en geleerden van zijn tijd, waaronder veel buitenlanders. |
|
WOLFF, Didericus Engelbert Willem. 1823-1890. Theoloog en literator; sinds 1862 leraar klassieke talen aan het Ned. Israëlietisch Seminarium. Medewerker aan enkele tijdschriften, o.a. de Gids. Leraar van Perk voor privaatlessen Latijn en Grieks. |
|
ZÜRCHER, Johannes Wilhelm Cornelis Anton. 1851-1905. Linguist, literator en schilder. In 1879 gehuwd met Wilhelmina Elisabeth Maria Gompertz, een schatrijke roomse weduwe, 17 jaar ouder dan hij. Het huwelijk werd tien jaar later ontbonden. Zürcher promoveerde in 1879 te Berlijn; gaf in 1880 Sartor Resartus van Th. Carlyle in vertaling uit. Hij sprak en schreef 15 talen en was van 25 andere behoorlijk op de hoogte. Vriend van Multatuli, Paap en vele andere kunstenaars. Een man van geniale maar onbeheerste aanleg. |
|
|