hebben maar niet zoo à bout portant. Ik heb ook gevonden dat H. veel te veel wordt in de hoogte gestoken, alsof hij de eenige jonge dichter is.
Maar men zal uwe uitdrukkingen over zyn leed en de dood van het kind wat cru vinden. Zie eens of gy dat niet kunt verzachten en toch het zelfde te verstaan geven. Een paar bewijsplaatsen zou ik er gaarne ingelascht hebben, om de juistheid uwer aanmerkingen te staven. Vooral ook als gy uwen naam er onder zet; gy maakt u terstond woedende vijanden en wordt dan geprikkeld tot polemiek. Beter is eene rustiger en fijner kritiek, die op de fouten wijst, maar niet flétrisseert. Juist omdat dit uw eerste stuk is, is het zaak tegen heftigheid te waken. Ik heb er later altyd spijt van gehad als ik dat niet deed, en genoegen als ik wel deed.
Uwe aanmerkingen blijven goed en juist, maar verzacht ze, - want ten slotte is een verkeerde richting of wansmaak alleen verkeerd, maar geene misdaad en de persoon moet niet gekwetst worden.
Ik weet dat gy mij deze opmerkingen ten goede zult houden. Toe, zie het dus noch eens door en verzacht, doch alleen de wijze van uitdrukking; de aanmerkingen zijn juist en geef ons een paar bewijsplaatsen. Haast hebben wij noch niet; bezie het dus noch eens op uw gemak - en schrijf zoo dat gij H. ontmoeten kunt.
Meld mij eens gauw wat gij daarvan denkt anders ben ik bang dat gij het onaangenaam vindt.
Ik zend u het Vaderland. -
Wees vriendschappelyk gegroet
tt
C.V.-