Uitzondering op de regel
(2008)–Lenny Vos– Auteursrechtelijk beschermdDe positie van vrouwelijke auteurs in het naoorlogse Nederlandse literaire veld
[pagina 87]
| |
Deel II:
| |
[pagina 89]
| |
Introductie van de casestudiesNa kwantitatief onderzoek naar literaire nevenactiviteiten in het eerste deel, wordt in het tweede deel van deze studie op kwalitatieve wijze de rol van deze activiteiten in een literaire loopbaan onderzocht. Ter verdieping van de kwantitatieve analyses uit de vorige hoofdstukken is gekozen voor een drietal casestudies waarin individuele schrijversloopbanen onderwerp van onderzoek zijn. Casestudies bieden als onderzoeksmethode de mogelijkheid om een schrijversloopbaan over een lange periode te bestuderen. Zo kan inzicht worden verkregen in de wijze waarop de factor gender in de ontwikkeling van de literaire loopbaan een rol heeft gespeeld. Daarnaast kan door casestudies aandacht worden besteed aan gendermechanismen in de literair-kritische receptie van het werk van de casusauteurs. Als indicatie van de omvang van het symbolisch kapitaal van een auteur is in dit onderzoek de literair-kritische belangstelling voor boekpublicaties van een auteur genomen. Uit eerder onderzoek naar schrijversloopbanen bleek dat (positieve) aandacht in topperiodieken van groot belang is voor het verwerven van een reputatie in het literaire veld.Ga naar voetnoot1 Naast het aantal recensies in dag- en weekbladen is daarbij ook de teneur van de besprekingen van belang, evenals welke recensenten zich uitspreken over het literaire werk van de casusauteur en wat hun positie in het literaire veld van dat moment is. De snelheid waarmee na de publicatie van het nieuwe werk de besprekingen verschijnen is eveneens een indicatie van de status van een auteur in het literaire veld. Door het analyseren van recensies is het mogelijk om de tendensen in de literair-kritische ontvangst van het werk van de casusauteurs in kaart te brengen. Mede bepalend voor de literaire status is de wijze waarop over het literaire werk van de betreffende auteurs wordt gesproken in beschouwelijke bijdragen en of een auteur een vermelding krijgt in literatuuroverzichten. Ook andere blijken van waardering, zoals de toekenning van literaire prijzen of nominaties voor literaire prijzen, geven een indicatie van de erkenning van het auteurschap. Door tekst en uitleg te geven bij hun publicaties kunnen auteurs niet alleen de aandacht op hun werk vestigen, maar ook de beeldvorming rond hun werk bijsturen. Zo kunnen auteurs in interviews toelichting geven op hun literaire werk of in essays hun beweegredenen expliciteren. Door bestudering van interviews met de casusauteurs is nagegaan op welke wijze zij zich te weer hebben gesteld tegen de literair-kritische ontvangst van hun werk. In de casestudies zal aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die de auteurs hebben gehad om cultureel kapitaal te verwerven, onder meer door scholing, en de wijze waarop zij in hun literaire loopbaan hun sociaal en cultureel kapitaal hebben aangewend. In de praktijk blijkt dat relatief veel auteurs afkomstig zijn uit milieus waarin veel aandacht was voor kunst en cultuur.Ga naar voetnoot2 Niet alleen de invloed van ouders, maar ook de rol van anderen zoals familieleden en onderwijzers kunnen andere identificatiemodellen bieden, een bron van inspiratie of informatie zijn.Ga naar voetnoot3 Zoals in het eerste hoofdstuk is uiteengezet, onderscheidt een literaire loopbaan zich van andere maatschappelijke loopbanen door het ontbreken van diploma's of andere formele toelatingseisen. Juist door de informele wijze waarop auteurs hun literaire loopbaan beginnen, nemen de contacten die een auteur | |
[pagina 90]
| |
opbouwt een belangrijke plaats in. De keuze voor drie vrouwelijke auteurs, die achtereenvolgens in de jaren zeventig, tachtig en negentig zijn gedebuteerd, biedt daarnaast de gelegenheid om inzicht te verwerven in de veranderingen in het literaire veld in het algemeen en de positie van vrouwelijke auteurs hierin in het bijzonder. | |
CasusauteursUit de peiljaarbestanden van 1977, 1987 en 1997, die als basis voor de kwantitatieve data-analyses uit hoofdstuk drie hebben gediend, zijn drie vrouwelijke auteurs gekozen. Deze auteurs vielen op door het grote aantal literaire nevenactiviteiten dat zij hebben ontplooid in hun debuutperiode. Hierbij dient benadrukt te worden dat de casusauteurs niet representatief zijn voor de auteurs uit de auteursbestanden. Zoals eerder gesteld, is voor slechts zeer weinig auteurs een succesvolle literaire loopbaan weggelegd. De casusauteurs behoren tot deze groep en kunnen worden beschouwd als de succesvolle uitzonderingen op deze regel. Verscheidene criteria hebben meegewogen bij de keuze voor de drie auteurs. Voor het volgen van een literaire loopbaan over een langere periode is het ten eerste noodzakelijk dat een auteur een constante literaire productie heeft. Ten tweede is voor de analyse van de literair-kritische ontvangst van het oeuvre een substantieel aantal recensies noodzakelijk. Tot slot is gekozen voor auteurs die voltijdsschrijvers zijn, zodat aspecten als de professionalisering van het auteurschap en het verwerven van een inkomen, waarbij het al dan niet ontplooien van literaire nevenactiviteiten eveneens een aspect vormt, kan worden meegenomen in de casestudies. Voor de casusstudie van een vrouwelijke auteur die is gedebuteerd in de jaren zeventig is Mensje van Keulen gekozen. Zij is opgenomen in het auteursbestand van 1977, omdat in dat jaar haar gedichtenbundel Lotgevallen verscheen. De casusauteur van de jaren tachtig is Nelleke Noordervliet, die in 1987 debuteerde met de roman Tine of de dalen waar het leven woont. Uit het auteursbestand van 1997 is Manon Uphoff als casusauteur gekozen. In 1997 verscheen haar eerste roman, getiteld Gemis. Bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen is gebruik gemaakt van verscheidene bronnen die hierna worden toegelicht. Daarnaast is gekozen voor een gesprek met de betreffende casusauteurs waarbij de nadruk lag op vragen over het begin van hun literaire loopbaan en hun beweegredenen bij het al dan niet ontplooien van bepaalde literaire nevenactiviteiten. Ook is nader ingegaan op de wijze waarop zij sociaal en cultureel kapitaal hebben verworven. Het gesprek met Mensje van Keulen werd gehouden op 5 maart 2003. Nelleke Noordervliet werd geïnterviewd op 2 mei 2003. Het gesprek met Manon Uphoff vond plaats op 26 oktober 2005. Wanneer bij een citaat van de auteur geen verwijzing is opgenomen naar een bron, zijn de uitspraken afkomstig uit deze gesprekken. | |
[pagina 91]
| |
BronnenTen behoeve van de casestudies zijn de volgende bronnen geraadpleegd. De inventarisatie van de gegevens loopt tot en met 2005.Ga naar voetnoot4 De volgende gegevens zijn verzameld: | |
BoekpublicatiesVoor de inventarisatie van publicaties in boekvorm is gebruik gemaakt van de online database Nederlandse Centrale Catalogus (NCC). De naam van de uitgeverij waarbij de publicaties zijn verschenen en het aantal herdrukken is ook met behulp van deze bron te achterhalen. Als indicatie voor commercieel succes is het aantal herdrukken van een publicatie genomen. Dit geeft slechts een globaal beeld van het aantal verkochte exemplaren, omdat de ene herdruk meer exemplaren kan tellen dan de andere. Een precies beeld kan echter niet worden gegeven, omdat oplagecijfers in de meeste gevallen niet beschikbaar zijn. | |
Bijdragen aan kranten, tijdschriften en boekenVoor een overzicht van publicaties van de casusauteurs in literaire tijdschriften in de debuutperiode is gebruik gemaakt van de bestanden die zijn samengesteld voor de data-analyse van literaire nevenactiviteiten. Dit overzicht is op basis van meerdere bronnen aangevuld voor de gehele literaire loopbaan. Voor de periode tot 1992 kon gebruik worden gemaakt van de Bibliografie van de Literaire Tijdschriften in Vlaanderen en Nederland (BLTVN). Voor de periode vanaf 2000 is de digitale versie van de BLTVN geraadpleegd: http://bltvn.kb.nl/index.html. Voor de inventarisatie van publicaties in literaire tijdschriften en in overige tijdschriften in de periode vanaf 1992 is gebruik gemaakt van het digitale databestand Online Contents (OLC). Voor bijdragen aan dagbladen vanaf 1991 is de online database Lexis Nexis geraadpleegd. Op basis van verwijzingen in literaire kritieken en interviews met de auteur, is een poging ondernomen om publicaties in de periode tot 1992 te achterhalen door het raadplegen van de betreffende edities van dag-, week- en maandbladen. | |
Literair-kritische aandacht in dag- en weekbladenIn welke dag- en weekbladen besprekingen van boekpublicaties van de casusauteurs zijn verschenen, is achterhaald met behulp verschillende bronnen. Als eerste is nagegaan welke besprekingen zijn opgenomen in Literom. Daarnaast is het knipselarchief van Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum (NLMD) geraadpleegd. Voor de periode na 1990 is de online database Lexis Nexis gebruikt waarin landelijke dagbladen zijn opgenomen. Daarnaast zijn rondom de verschijningsdatum van een boekpublicatie edities van dag-, week- en maandbladen doorgenomen. Tot slot kon voor het achterhalen van de besprekingen van Het andere gezicht van Mensje van Keulen gebruik worden gemaakt van het recensie-archief van Uitgeverij Atlas. Voor het inventariseren van besprekingen in regionale dagbladen van Koudvuur van Manon Uphoff is een beroep gedaan op het recensie-archief van Uitgeverij De Bezige Bij. Uitgeverij Augustus was behulpzaam bij aanvullen van | |
[pagina 92]
| |
recensies die in regionale dagbladen zijn verschenen van Altijd roomboter van Nelleke Noordervliet. Op basis van deze bronnen is een inventarisatie gemaakt van de literair-kritische aandacht voor de publicaties van de casusauteurs. In de bijlage van het betreffende hoofdstuk zijn de gegevens per publicatie opgenomen. Per boekpublicatie worden de datum en het medium vermeld, de titel van de bespreking en de naam van de recensent. Het aantal recensies van de boekpublicaties staat weergegeven in een tabel, die is opgenomen in het betreffende hoofdstuk. Voor de analyse van de literairkritische ontvangst van het werk van de casusauteurs is er een onderscheid gemaakt tussen topperiodieken, regionale dagbladen en overige dag-, week- en maandbladen. In de tabel wordt het aantal besprekingen in topperiodieken en regionale dagbladen apart vermeld. Onder topperiodieken wordt verstaan de landelijke dag- en weekbladen die op een regelmatige basis substantiële aandacht aan literatuur besteden en daardoor een vooraanstaande positie in het literaire veld innemen.Ga naar voetnoot5 Bij de symbolische productie legt een bespreking die is verschenen in één van deze topperiodieken meer gewicht de schaal. De dagbladen die in deze categorie vallen zijn: de Volkskrant, NRC Handelsblad, Trouw en Het Parool. De weekbladen in deze categorie zijn Vrij Nederland, HP/De Tijd (tot 1991: Haagse Post en De Tijd), De Groene Amsterdammer en Elsevier. Naast topperiodieken wordt in de tabel ook het aantal besprekingen in regionale dagbladen apart vermeld. Alhoewel veruit in de meerderheid publiceren regionale dagbladen, vergeleken met landelijke dagbladen, in het algemeen minder en kortere boekbesprekingen dan landelijke dagbladen.Ga naar voetnoot6 Daarnaast doet het verschijnsel zich voor dat besprekingen van de hand van dezelfde recensent verschijnen in meerdere regionale dagbladen al dan niet onder verschillende titels. Omdat het aantal besprekingen van een titel hierdoor sterk kan wisselen, worden deze besprekingen voor dit onderzoek geteld als afzonderlijke recensies. Wanneer in verschillende regionale dagbladen dezelfde bespreking is gepubliceerd, staat dit aantal in de tabel onder de kolom regionale dagbladen apart vermeld tussen haakjes. | |
Interviews met de casusauteursDe interviews die met de casusauteurs in dag-, week- en maandbladen zijn verschenen, werden geïnventariseerd door het raadplegen van Literom, het knipselarchief van NLMD en de online database Lexis Nexis. Daarnaast zijn rondom de verschijningsdatum van een boekpublicatie edities van dag- en weekbladen doorgenomen. Om te achterhalen in welke radio- en televisieprogramma's de casusauteurs hun opwachting hebben gemaakt, is de catalogus van het NLMD geraadpleegd, waarin een archief met opnames van interviews met Nederlandse auteurs in radio- en televisieprogramma's is opgenomen. | |
Studies over het literaire werkDe studies over het literaire werk van de casusauteurs zijn geïnventariseerd met behulp van de Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap. | |
[pagina 93]
| |
Daarnaast kon gebruik gemaakt worden van de Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren.Ga naar voetnoot7 Ook is het Kritisch Lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945 geraadpleegd. | |
Literaire prijzen en jurylidmaatschappenNagegaan is voor welke literaire prijzen de drie casusauteurs zijn genomineerd en welke literaire prijzen zijn toegekend aan de casusauteurs. Hiervoor kon gebruik worden gemaakt van de online database van literaire prijzen van het NLMD.Ga naar voetnoot8 Hiermee zijn eveneens de jurylidmaatschappen van de casusauteurs achterhaald.
Voor overige bio- en bibliografische informatie kon gebruik worden gemaakt van de websites van de auteurs. De drie casusauteurs hebben ieder een eigen internetsite: www.mensjevankeulen.nl, www.nellekenoordervliet.nl en www.manonuphoff.nl. | |
Opbouw van de hoofdstukkenDe hoofdstukken vier, vijf en zes hebben als onderwerp de literaire loopbanen van respectievelijk Mensje van Keulen, Nelleke Noordervliet en Manon Uphoff. In de drie hoofdstukken komt steeds een aantal aspecten aan de orde. Nagegaan wordt op welke wijze de auteurs in hun jeugd en in de jaren voor hun debuut sociaal en cultureel kapitaal hebben opgebouwd. Hierbij is gevraagd naar de mogelijkheden die zij hebben gekregen om onderwijs te volgen en op welke wijze hun omgeving een rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van hun interesses. Binnen de literaire loopbaan neemt het debuut een belangrijke plaats in. In het bijzonder zal daarbij aandacht worden besteed aan de wijze waarop de casusauteurs in contact zijn gekomen met hun uitgever. In dit onderzoek naar de literaire loopbaan van de casusauteurs staan de literaire nevenactiviteiten die zij hebben ontplooid en de literair-kritische ontvangst van hun werk centraal. Voor de drie casusauteurs is nagegaan op welke wijze het gegeven dat zij als vrouwelijke auteur deelnemen aan het literaire veld een rol heeft gespeeld in de beeldvorming rond hun werk. Geïnventariseerd is in welke dag-, week- en maandbladen hun boekpublicaties zijn besproken, door welke recensenten, wat de omvang en de teneur van de besprekingen was en hoe snel de recensies verschenen. In het bijzonder is daarbij gekeken of er binnen de literaire kritiek pleitbezorgers voor het werk van de auteur zijn. Eveneens is geïnventariseerd welke andere blijken van erkenning en waardering de casusauteurs ten deel zijn gevallen, zoals (nominaties voor) literaire prijzen, essays en wetenschappelijke studies over hun werk en de publieke belangstelling voor hun literaire werk. Tot slot wordt in de hoofdstukken aandacht besteed aan de wijze waarop de casusauteurs een bijdrage hebben geleverd aan de beeldvorming rond hun oeuvre. Gevraagd is onder andere of de casusauteurs de besprekingen die verschijnen in dag- en weekbladen over hun werk volgen en hoe zij zelf hun positie als vrouw in het literaire veld ervaren. |
|