Alle de gedichten. Deel 2(1671)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 179] [p. 179] Op het Vreedeverbondt der Romeinen en Batavieren, door N. Helt Stokade geschildert. Toen Cezar 't Duitsch gewest in 't harnas quam bespringen, Om 't moordtgeweer in 't hart van Neederlandt te wringen, Heeft hem de Batavier doen deizen voor zijn dolk. De vrees voor dwinglandy veroorzaakt strijdtbaar volk. Wie vry gebooren is begeert ook vry te blijven. Nu quam de rijke Vreê gemijtert met olijven, En hechte Roomen en Batavien aan een. De Wijsheidt voegt zich by de Koningin der Steên. Wie wijs en dapper is heeft overgroote krachten. Voorzichtigheidt, die zich voor laagen poogt te wachten, Verzelt de Duitsche Maagdt, om by 't verbondt te zijn. Een die voorzichtig is gelooft geen schoone schijn. De zucht tot vryheidt durft geen Koningen betrouwen. Wie vreê door noodtdwang maakt, zal d'eedt niet langer houwen Dan als de hooge noodt, die veinzen kan, hem dwingt. De strijdtbre Tibergodt, die van de grondt opdringt; De vrye Rijnstroom en de Waal, twee bondtgebuuren, Vereenigen tot schrik van 's vyandts heir en muuren. Het heir der starken heeft een ongemeene kracht. Dat tuigt Farsalien, waar dat Pompeüs macht Moest zwichten voor het zwaardt der oude Batavieren. Zoo pronkte Roomen zich met palmen en lauwrieren, En zeegepraalde lang in een beroemde stant. De hemel gun de Staat van 't Aadlijk Gelderlandt, Geen minder luister met haar trouwe Bondtgenooten: De pijlen in de klaauw van d'eedle Leeuw geslooten, Zijn door Eendrachtigheidt in all's ontzien geweest. Een saamgespanne macht maakt zich van elk gevreest. Vorige Volgende