giftje van sijne ghenegentheyt ootmoedelijck op den Autaer van uwe volmaecktheden komt op-offeren. Ghetuyghe sy daer van mijn stompe penne en mijn plompe hant, die so menigh blaetjen papiers beklad hebben om de volkomentheyt van uwen lof af te malen, en altijt vonden datse met al haer doen niet en deden als stoffe te bereyden om peper-huysjes van te maken. Want telkens als de bergen in mijn hooft baren wilden, quammer een belachelijcke m[...]ys voor den dagh. En niet te min hebbē mijne vriendē in mijn afwesen eenighe vā dese wāschapen misdrachtē, die in een eeuwighe ghevanckenisse vā verghetelheydt behoordē opghesloten ghebleven te hebben, ontijdelijck onder uwe oogen laten komen: daer ghy, Bewinthebstertjes van 't soetste van ons leven,
meer werckx van hebt ghemaeckt als sy verdienden, of als ick verwachte. Danck-schuldigh kenne ick my daer voor, en tot een teecken van danckbaerheydt siet hier dese deftighe Diana, die om uwent wille door my heeft leeren Duyts spreken, veel van haer selven (want daer isse tewijs toe) en salse niet segghen: 'tis haer ghenoegh dat ghy weet dat sy is een vande waerste Speelnootjes van de vermaerde A-