Hierusalem verwoest(1620)–Joost van den Vondel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina XVI] [p. XVI] Aende Ioodsche Rabbynen. Klinckert. DE Rey uws Priesterschaps was als van blyschap droncken Doen IESUS hingh aen 't hout met ermen uytgestreckt, Gekruyst, gegeesselt, en bespogen, en begeckt, Om dat hem was den Kelck der bitterheyd geschoncken: Zy dachten luttel dat Rechtveerdigheyd, die boven In 's Hemels gulden schoot de weeghschael recht op houd, 't Onschuldigh bloed meer schat als fijn Ophirisch goud, En telt al 't zuchten van de VVaerheyd hier verschoven. Maer als de dagh aenbrack die God beschoren had Tot wraeck van 't schelmstuck van die Godvergeten Stad En 't volck dat veyligh dacht te staen op heyl'ge dremp'len: Doen zaghmen haer wat zonde al plagen met zich brocht, En dat de Boosheyd tot geen borstweer strecken mocht Geweld van muren noch schijnheyligheyd van Temp'len. Door een is 't nu voldaen. Vorige Volgende