Er gebeuren geen wonderen(1963)–Bert Voeten– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Het paard 1 Het paard van de carrousel eet wortelloof uit mijn handen ik strijk langs zijn houten manen hij hinnikt een lach van hout. Wij kennen elkaar al lang sinds negentien tweeëntwintig hij stond op het kermisveld in een stal vol serpentines. Mijn haar was van confetti en ik liep met een kersestok en vader sloeg met een moker op de kop van het hoofd van jut. [pagina 8] [p. 8] 2 Tegen een einder verguldsel en groenfluwelen bosschages stond het paard te trappelen in zijn heelal van zeildoek. De wereld begon voor het eerst te wentelen toen de muziek een huzarengalop inzette - de wereld begon voor het eerst. Wij sprongen de spiegels binnen door vlammende hoepels licht een rossige amazone trachtte ons in te halen. De postduiven van haar ogen snelden ons al voorbij maar zij bereed een ponnie en ach zij was immers een meisje. [pagina 9] [p. 9] 3 Het paard en ik zijn vrienden voor het leven gebleven wij zien elkaar af en toe op een veld versierde sintels. Hij staat in zijn koude stal uit mijn handen loof te eten het houten vel van zijn hals schilfert als ik het streel. Hij hinnikt mij toe als vroeger maar zijn lach is nu anders - droever. Vorige Volgende