20 April
De spanning stijgt hier met het uur. Er is zelfs weer een stemming geweest gelijk aan die van ‘Dollen Dinsdag’. Beweerd werd, dat geallieerde voorhoeden in Baarn en Huizen stonden, op vijf en dertig kilometer van de hoofdstad. Achteraf blijkt, dat deze berichten door den vijand zijn verspreid om verwarring te stichten en de ondergrondsche troepen tot overijlde handelingen aan te zetten.
Vandaag is het frontnieuws uit Oost-Nederland weinig opwekkend. Men verwacht hevigen tegenstand van de S.S.-formaties, die zich uit de veroverde noordelijke provincies en uit het omsingelde Apeldoorn hebben weten terug te trekken. De inundaties blijken een ernstig obstakel dat slechts met nieuwe, groote luchtlandingen te overwinnen zou zijn. Duizenden Duitschers, meerendeels S.S. maar ook marine, Hitlerjugend en N.S.B.-knechten uit Oost en Noord komen Holland binnen.
Zal Amsterdam het laatste bolwerk van den mof buiten zijn eigen territorium worden? Zal er dan tòch nog gevochten worden tusschen Paleis en Westertoren? Aan de grachten, de burgwallen, in de oude straten, op de wijde, zonnige pleinen, waarover ik nu nog de menschen, schier zorgeloos, voort zie gaan? Het is licht en goed buiten. Overal staan bloemenventers. De stad lijkt een bloementuin. Ieder loopt met tulpen, met narcissen. Eten heeft men niet meer. De nood heeft zijn diepste punt bereikt. Men nadert het stadium der onverschilligheid. Men koopt bloemen.