10 April
Johan weer terug. Hij is gisternacht vóór Amersfoort uit den sneltrein gesprongen. Met een verbonden hoofd en een mank rechterbeen kwam hij binnen.
‘Ik voelde er niets voor, om me even voor het einde nog achter prikkeldraad te laten zetten’, zei hij. ‘Zeven maanden Scheveningen vond ik meer dan voldoende. Toen ik hoorde, dat we weggevoerd zouden worden, had ik mijn besluit al genomen. Zoolang het licht was, kon je niet springen. De ploerten schoten op elk portier dat openging. Maar zoodra het donker was, dacht ik: nou moet het gebeuren. De trein reed hard. Ik moest probeeren den berm te halen. Ik sprong. Door den luchtdruk kwam ik op de baan terecht. Ik moet een tijd bewusteloos geweest zijn. Toen ik bijkwam, voelde ik bloed over mijn gezicht stroomen. Mijn been deed geweldig pijn. Ik kon niet omhoog komen. Een tijdlang heb ik zoo maar versuft langs de rails gekropen. Later vond ik een boerderij, waar ze me verbonden en te eten gaven. En daarna ben ik op stap gegaan. Ik heb den heelen nacht doorgeloopen. Veel last van mijn been gehad. Maar ik wìlde Amsterdam bereiken. Onderweg ontmoette ik nog een stuk of zes lotgenooten, die hetzelfde kunstje hadden uitgehaald. “Liever een paar gebroken pooten dan spitten voor dien rotmof”, zei er een. Zoo heb ik er ook over gedacht’.