26 Augustus
De Duitschers trekken haastig uit Zuid- en Zuidwest-Frankrijk terug. De Maquis hebben het garnizoen van Parijs aangevallen en maken reeds contact met de voorhoede der geallieerde strijdmacht. De groote doorbraak in Bretagne en beoosten Caen is gelukt. De Gallische haan kraait op de puinen. Frankrijk raakt van het juk bevrijd. En in het Oosten trekt het Roode Leger onverstoorbaar op naar de kernpunten van het continent, door Roemenië, de Karpathen, midden-Polen en de Baltische landen.
Maar nog kent de Duitscher het woord ‘overgave’ niet. Hij worstelt om meters. Elke meter brengt hem nader tot de punt van het noodlot. Zijn politie-apparaat werkt nietsontziend. Grüne, Gestapo en S.D. maken elken dag nieuwe slachtoffers. Het is nu overal gevaarlijk, op straat en in je eigen huis. Ik ben enkele dagen ‘elders’ geweest. Peter kwam mij waarschuwen. Hij had een lijst in handen gehad. ‘Ze zitten je weer achterna’, zei hij. ‘Ga maar een poosje logeeren’.
Drie dagen in een klein vertrek, vol boeken en antiek, hebben me weer dat dompe gevoel gegeven een gevangene te zijn. De hitte hing loodzwaar boven de stad, die langzaam ademhaalde door de smalle kanalen der binnenstraten. Ik dacht, terwijl mijn blik zich verwarde in de figuren van Perzische tapijtjes, aan den weldadigen wind over het IJ, waarop ik de ponten met blinkend-witte dekken drijven wist.