Doortocht. Een oorlogsdagboek 1940-1945
(1946)–Bert Voeten– Auteursrecht onbekend
[pagina 158]
| |
blauwe daken van de stad tegen een wazige herfstlucht. Meeuwen scheerden laag over het water. Een politiebootje pokte schommelend voorbij. Carillonklanken dreven ijl boven ons hoofd, dat licht en warm was van de zon en de kleine feestelijkheid van den namiddag. Hoe goed leek alles zoo. Goed? Een kort oogenblik wellicht. Daarna zag ik immers weer den angst in haar oogen schieten, toen drie Grünen het terras opkwamen. Zij gingen aan een tafeltje achter ons zitten. Drie dikke, roode bandietenkoppen. We gingen maar. Zij had geen rust meer. Op den hoek keek zij automatisch om of zij niet gevolgd zou worden. We kwamen op het perron. P.B.-contrôle. Door twee piepjonge Schalkhaartjes. Ik wist haar doodsbleek, met trillende handen achter mij. Zij werd niet gecontroleerd. ‘Zoo is het elk oogenblik’, fluisterde zij. ‘Soms denk ik dat ik krankzinnig word. Ik heb vaak afschuwelijke nachtmerries’. |
|