Doortocht. Een oorlogsdagboek 1940-1945
(1946)–Bert Voeten– Auteursrecht onbekend
[pagina 116]
| |
hulp - 's morgens uit een Utrechtsche kliniek ontsnapt was. Het plan was reeds lang voorbereid. Kitty zou in de kliniek van een bevrienden professor worden opgenomen, ingeval er razzia's zouden komen. Zij werd er als ‘loopende patiënte’ behandeld, tot de wegvoeringen op grooter schaal begonnen en er N.S.B.-verpleegsters in de inrichting moesten worden aangenomen. Bijna twee maanden lang simuleerde zij - bewaakt door de driehoeken - ‘een ernstig geval’. Toen Evert uit Westerbork terug was, vond Rinus het tijd worden om zijn dochter uit de handen van het verraad vrij te maken. Met den professor en diens assistent zette hij de ontsnapping op touw. Gistermorgen in alle vroegte gebeurde het. Het meisje ging even naar de toiletten, zooals gewoonlijk begeleid door een van haar bewaaksters. Die werd in den corridor onverhoeds door den assistent aangehouden voor een ‘spoedgeval’. In de toiletten vond het meisje jurk, mantel, schoenen, kousen en een P.B. Razend snel kleedde zij zich, volgde den professor, die haar naar den achteruitgang bracht, waar iemand met een rijwiel klaarstond. Bij de vrouw van den assistent vond zij Rinus, die haar onmiddellijk meenam naar het station. Zij vertelde opgewekt, zonder een spoor van nervositeit. Het weerzien met Evert en Marie was ontroerend. ‘De andere drie zijn nu ook veilig’, zei Rinus. Het jongste kind, een meisje van twee, hebben we bij familie in Rotterdam gebracht. De zestienjarige David en de negentienjarige Rachel bij buren van Rinus in Tilburg. Zoo, verspreid over het land, leven nu duizenden gezinnen, uiteengerukt, voortgezweept, achtervolgd. Zij zitten opgesloten in nauwe achterkamertjes, op zolders en in kelders. Zij zijn beroofd van hun bezittingen. En met | |
[pagina 117]
| |
dat al behooren zij nog tot de bevoorrechten, zoolang het verraad de vensters voorbijgaat.... |
|