1 September
Tijdens een radio-uitzending uit de Londensche Alberthall, waar duizenden Nederlanders bijeen waren om Koningin Wilhelmina op haar verjaardag te huldigen, welde het heimwee naar de Groote Vrijheid onweerstaanbaarder dan ooit in mij op. Het deed zich voor als een golf van ontroering, bij het hooren van al die stemmen van vrijen, die er hun gevoelens konden opgooien als kaatsballen naar de lucht, zonder beklemming, zonder te worden afgeluisterd, bespionneerd, verraden door betaalde knechten, zonder te worden onteerd, vernederd en mishandeld door het gehelmde schuim.
Mijn haat tegen den onderdrukker heeft zich als iets lijfelijks in mij vastgezet. Deze oorlog, deze bezetting hebben mij geleerd te haten, onbarmhartig, niets ontziend. De dood, die groote hater van het leven, is mijn bondgenoot.