25 Juni
Rommel heeft de Egyptische grens overschreden. Voor de tweede maal staat de vijand bij Sidi el Barrani. En voor het eerst vrees ik voor Suez, voor het kanaal, voor het Midden-Oosten. Ik spreek die vrees uit tegen Gerard. Hij haalt de schouders op.
‘Denk je werkelijk, dat Engeland het zóó ver zal laten komen?’ vraagt hij. En ik word plots herinnerd aan een gesprek van maanden geleden, in den avondtrein, aan mijn betoog over het incasseeringsvermogen van de Britten.
Het is zoo moeilijk in deze dagen niet ‘afvallig’ te worden.
Het spookbeeld van een wereldbeheerschende barbarie doemt voor mij op, scherper en schrikwekkender naarmate