Rymende uyt-legginghe naer den letterlycken, ver-holen ende sedelycken sin, van de honderd ende vyftigh psalmen van den heylighen koninghlycken propheet David(1660)–Peeter de Vleeschoudere– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Rym-dicht van de sekerheyd des doods, Quis est homo qui vivet, & non videbit mortem? Psal. 88. v. 49. Wat mensch isser, die sal leven, ende de dood niet sien en sal? Psalm. 88. vers. 49. DAer is een wet ghestelt, dat alle mensch moet sterven; Wat leven heeft ont-faen, in d'aerde moet be-derven; Soo jongh, als oud; soo arm, als ryck; soo kleyn, als groot; Soo Heer, als onder-saet, ver-nielt word van de doodt. [pagina 308] [p. 308] Die met aen-dachtigheyd dees' Dichten komt te lesen, Weet dat ghy van de dood niet vry oock en sult wesen; Als ghy siet, dat den Paus, des werelds Opper-heer Word door-de dood berooft van heer-schappy, en eer. Als ghy siet, dat de dood den Koningh komt be-stormen, En sonder kroon oft ryck hem levert aen de wormen. Als ghy siet, dat de dood den Bisschop niet en spaert; Maer by de doode naeckt in d'aerde hem ver-gaert. Als ghy siet, dat oock sterft den Veld-heer, die veel slaghen Ghewonnen heeft, en sich de dood niet kan ont-draghen. Als ghy siet, dat de dood den Rechts-gheleerden neckt, Daer hy vol van practyck, en loose perten steckt. Als ghy den Medecyn, die self gheneest de krancken, Siet help-loos sterven met syn kruyden, ende drancken. Als ghy voor ooghen siet, dat oock den Wysten sterft, En door de dood 't ver-stand en alle wysheyd derft. Als ghy siet, dat noch geld, noch goed en helpt den Rycken; Maer met den Armen moet door 's doods geweld af-wyckẽ. Dus als ghy siet, dat, al wat leeft, eens sterven moet, Leeft wel, 't goed leven oock den mensch wel stervẽ doet. Vorige Volgende