Rymende uyt-legginghe naer den letterlycken, ver-holen ende sedelycken sin, van de honderd ende vyftigh psalmen van den heylighen koninghlycken propheet David(1660)–Peeter de Vleeschoudere– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 221] [p. 221] Anderen Kerckelycken Lof-sangh, van het H. Sacrament des Autaers, Ghedicht van den selven H. Thomas van Aquinen, Ghesteld op de Stemme: Sylvester jongh-be-jaerd, Verbum supernum prodiens, Nec Patris linquens dexteram. DEs Vaders eeuwigh vvoord, Al was 't ghekomen voord, Doch boven is ghebleven; Maer om syn werck te spôen En in alles te vol-doen, Ver-loos op 't lest syn leven. 2.[regelnummer] Eer hy quam in den band, En in syns vyands hand, Door Judas den verrader, Op een soo wonder wys', Gaf syn selven tot een spys Syn Broeders al te gader. 3.[regelnummer] Aen wie hy onder brood, En wyn, heeft voor syn dood, Syn vleesch en bloed ghegheven; Op dat naer siel', en lyf, Door dit wonderlyck be-dryf, Den heelen mensch sou leven. 4.[regelnummer] Ghesel door syn ghebort', Ons' spys aen taefel wordt, En ons' ransoen door 't sterven; Maer in den Hemel schoon, Sich de goede gheeft voor loon, En doet syn ryck be-erven. 5.[regelnummer] O heyl'ghe offerand, Die hebt de over-hand, [pagina 222] [p. 222] En doet den Hemel open! Uw' hulp ons spoedigh bringht, Als den vyand ons be-springht; In u alleen wy hopen. 6.[regelnummer] Weest, God, ghebenedydt, Die een in 't wesen zyt, Dryvuldigh in persoonen, Vry van der hellen brand, Wilt ons in uw Vader-land Met't eeuwigh leven loonen. Vorige Volgende