Vis-net
(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer
[pagina 213]
| |
Of sal den eenen haten,
En d'ander hebben lief,
Hy sal den een verdragen,
Den anderen versmaen,
Ghy kund Godt niet behagen,
Den Mammon hangen aen.
Den Heer doet ons bedieden,
Nu hoort de woorden mijn,
Dit spreeck ick tot u lieden,
Wilt niet sorvuldig zijn,
Wat dat ghy noch sult eeten,
Of wat ghy aendoen sult,
Godts mildtheyt ongemeeten,
En kracht, het al vervult.
En is u ziel niet meerder
Als spijse die men eet?
En 't lichaem niet veel meerder,
Als't kleet dat het bekleedt?
Laet u de vogels pajen
Die u Vader doet voen,
Sy sajen noch en majen,
Om in de Schuur te doen.
En zijt ghy dan niet meerder,
Als eenige van dien?
Of isser oock wel eerder
Sy u ymant gesien?
Die door sijne gedachten
Hem langer maken kan?
Met alle sijne krachten
De langte van een span.
Wilt op de bloemen mercken
| |
[pagina 214]
| |
Die schoon in 't velde staen,
Sonder spinnen, of wercken,
Saalmon te boven gaen;
Kleed God dan alle desen,
Nu groen, en morgen doof:
Wat hebt ghy dan te vresen,
Ghy kleyne van geloof.
Hierom en wilt niet sorgen
Waer meed' ghy word bedeckt,
Of eeten sult op morgen,
Dat quaed' Heyd'nen bevleckt;
Wilt eerst Godts rijcke soecken,
En sijn gerechtigheyt,
Den Heer sal u verkloecken,
Die altijd is bereydt.
|
|