Vis-net(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer Vorige Volgende [pagina 178] [p. 178] Op den vierde Sondag na Pinxter. Luc. 5. Stem: O Christ'nen och, die leven noch. ALs Christus tradt Langs d'Oever wat, By Genezareth gelegen, De Scharen radt, Wel sagen dat, Sy quamen uyt de Stadt, Sy quamen uyt de Stadt, En volgden sijne wegen. Sy drongen stijf, Sonder verblijf, Om onsen Heer te hooren; Soo man als wijf, Den Heer op't lijf, Ons Heer tot haer gerijf, Ons Heer tot haer gerijf, Heeft Symons schip gekooren. Gants overluyt Uyt dese schuyt, Soo leert hy aen de scharen, En heeft daer uyt, De schrift beduyt, Een oprecht goed besluyt, Een oprecht goed besluyt, Aen alle die daer waren. Hy spreeckt oock laet, [pagina 179] [p. 179] U Schip om baet, In zee te vissen komen, Maer Simon praet, Van gister laet, Hebben wy dit verstaet, Hebben wy dit verstaet, Niet eenen vis vernomen. Nochtans al voort, Heer op u woort, Sal ick mijn net uytsetten, Stracks overboort, Soo dat behoort, Sy vangen noyt gehoort, Sy vangen noyt gehoort, Dat scheurden hare netten. Als Petrus sagh, Op desen dagh, Twee Schepen vol gevangen, Sprack Heer ick mach, Door u gesach, Sondaer, met groot geklag Sondaer, met groot geklag Wel na u hulp verlangen. Doen heeft den Heer, Door sijn begeer, Bevolen na haer wenschen, Gaet legt nu weer, U netten neer, Ghy sult niet visschen meer, Ghy sult niet visschen meer, Maer visschers zijn der menschen. [pagina 180] [p. 180] Elck een die liet Als dit geschiet Terstond sijn Schip en netten, Behielden niet, Maer volgden siet, Wat haer den Heer gebiedt, Wat haer den Heer gebiedt, Sijn woorden en sijn wetten. Vorige Volgende