Vis-net(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer Vorige Volgende Op den Sondagh onder d'octave van Kersmis. Luc. 2. Stem: Het viel een Hemels douwe. EEn kind dat wort gedragen Ten Tempel onbesmet, Tot Godes wel behagen, Geoffert na sijn wet, Verwondert staen sijn vrienden, Van't geen daer wordt geseyt, Door Simon die Godt dienden, Een Man van wijs beleyt. Dese sal zijn tot vallen, Opstaen der menschen wel, Een teken over allen [pagina 55] [p. 55] Het volck van Israel, Daer tegen veele reden, Sullen worden geseyt, Hy is een Vorst vol vreden, Een Godt van eeuwigheyt. Dit sal u (Moeder) smarten, En maken seer beswaert, Doorsnijden, gaen ter harten Als een scherp-snijdend swaert, Op dat hy mach ontdecken Het hart der menschen al, En haer tot hem opwecken, Verlossen van de val. Daer was een Prophetersse Die Anna was genaemt, Sy was een Meesteresse Der deugden ongeblaemt, Uyt Asers groot geslachte, Een dochter Phanuel, Die altijt haer gedachte Stierde na Godts bevel. Dees hadde seven jaren By haren man geweest, En na de Schrifts verklaren Den Heer altijt gevreest, Is Weduwe gebleven Tot vier en tachtig jaer, Sy diende Godt verheven Altijt in't openbaer. Met bidden, vasten, waken, Sy haren tijd verslijt, [pagina 56] [p. 56] Om soo by Godt te raken Namaels na desen tijt, Die heeft den Heer gepresen, En sy sprack van hem wel, Dat hy noch soude wesen Verlossing Israel. Als nu al dese dingen Volbracht sijn na de Wet, Sy wederomme gingen Na haer Stadt Nazareth, Het kind is voort gevaren In wijsheyt en in deugd, Godts kracht quam hem verklaren, In sijne jonge jeugd. Wy bidden nu dit Kinde, En sijn Moeder met hem, Dat wy hem mogen vinde In't soet Jerusalem, Daer vreugd is boven mate, Die eeuwig duuren sal; O heer komt doch te bate, Ons arme sondaers al. Vorige Volgende