Vis-net(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer Vorige Volgende Op den eersten Sondagh in den Advent. Luc. 21. Stem: Het viel een Hemels douwe. DAer sullen tekens komen, In Son, in Maen en Ster, Dat yder mens sal schromen, Als hy dit siet van ver, De Zee en al haer vloeden Sullen met groot geluyt, Soo rasen, en soo woeden, Dat yders hart toesluyt. De menschen sullen vresen, Verdorren van 't gehoor, Dat over al sal wesen, De gantsche werelt door, Want al des Hemels krachten Sullen worden beroert, Men sal in droefheyt smachten Als Godt sijn wil volvoert. [pagina 13] [p. 13] Dan sal des menschen Soone Met groote mogentheyt, Hem in de locht vertoone, In sijne Majesteyt, En sitten op de wolcken Dat yder een beschouwt, In't aensien aller volcken, Jonge soo wel als out. Als ghy dit siet geschieden Openbaer door u oogh, Dit waerschou ick u lieden, Heft dan u hart om hoog, Want dan staet te genaken Uwe verlossing soet, En sult daer na geraken By Godt u eenig goet. Dit sal u eerst voorkomen, Aensiet de Vijgen-boom, En alle goede boomen, Ick segt u sonder schroom, Als sy haer gaen verrijcken Beswangren door haer vrucht, Dan gaet de winter wijcken, Men krijgt een somer lucht. Soo weet oock onderlingen, Onthoud dit wel van my, Als ghy siet dese dingen, Godts Rijcke is na by, Dit sal niet achter blijven, Weet vry dat dit geschiet, Godts woorden die beklijven, Al ander dingen niet. Vorige Volgende