In tegendeel, Mijn Heer Ernst, hij is te wel van geld voorzien, dan dat men niet alles zou aanwenden om het hem aangenaam te maken. Het spijt mij slechts dat zijne fondsen niet ter mijner beschikking staan: waren zij dit, dan zou ik het middel gevonden hebben om u de deelneming in zijn lot te erkennen en tevens het uwe te verbeteren.
Welk eene edele en hartelijke denkwijze!
Ja, Lise, het is die van eenen ronden Nederlander, zij heeft mij geroerd en getroffen, en zoo ik zoo ongelukkig niet was geworden, dan zou ik er waarlijk om denken, om hem voor altijd aan u te verbinden, doch:
Hoe zeer men mij ook heeft bedrogen,
En ik geraakt ben in verdriet,
Zoo mis ik ja, al mijn vermogen,
Maar ik verloor mijn rondheid niet.
En daar men het in onze dagen
Steeds op de duiten heeft gesteld,
Zoo kan ik van geen trouw gewagen,
Terwijl het mij ontbreekt aan geld.
Het schijnt dus dat gij mijnen vader met onze wenschen bekend gemaakt en alles verteld hebt.