Sinnepoppen
(1949)–Roemer Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 173]
| |
HET sal veel lieden vreemt gheven* dat ick dese Sinnepop brenghe op de vryagie: dan voorwaer een goet Schipper, al hoe wel hy verstandigh ende wetende is in zijn neeringhe van de Zeevaert, soo sal hy nochtans op zijn eyghen kunde niet seylen, op alsulcke Zeehavens, daer men Lootsluyden ghewoonlijck is te gebruycken, dan besight beneffens zijn verstandt, eens anders ooghe ende voorsichtigheydt. Veel meer behoortmen in de onbedachte jonghe amoreusheyd een Lootsman te vraghen, wat Gronden ende Klippen in de Haven des Huwelijcks te wachten zijn: Dus dan sal't niet seer onbequaem zijn, met een Snuyter, dat is, met ouder Lieden bestier ende raedt, de blaeckerende vlamme der Minnen te besnoeyen, ende brenghen de twee Kapen*, dat is, Liefkens wil ende Vrienden raedt, over een: om alsoo met minder sorghe en beter avontuere* die aen te grypen, om dees Haven inne te seylen. | |
|