Sinnepoppen
(1949)–Roemer Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 150]
| |
DE woelende neerstige mensch moet altijt doende wesen, spannende zijn netten op alle hoecken van de Wereldt, om Rijckdom te vergaren, die nu de hooghste Santinne hier op aerden wil wesen: dan zy is soo glat als een Ael, die hem wel laet sien en grypen; maer ontwringht hem (door hulp van de Fortuyne) uyt de Gierigaerts handen, en weet niet waerse leyt, of waerse ghebleven is: dan moet de hanghel van neerstigheydt weder uyt in't water, om andere dierghelijcke Visch te vanghen. Dit komt oock voor alle Minnaers van Vrouwen te pas, die gelijcke avontuere loopen*: alle liefhebbers van konstighe Schilderyen, van Bloemen, Hoornkens, Diamanten, Peerlen, en andere Iuweelen, die met moeyten ghevischt en ghevanghen worden: maer worden meer met sorghe beseten, dan of hun hanghel noyt in sulcke periculeuse wateren ghevischt hadde*. | |
|