Sinnepoppen
(1949)–Roemer Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 8]
| |
MEEST al die de Rancket* hanteren, zijn al lieden, die de vis uyt het net jaghen, want wie dat wint, die behoud luttel in de hand; maer die verliest, die verachtert vierdubbelt. Andere netten worden gebruyct om yet mede te vangen, 'tzy dan visschen of vogelen, tot profyte van de keucken: maer dit is de volkomen practijcke* om gelt en tijd te korten, 'twelckmen tijdkortinghe noemt: ende een groot deel van de beminnaers zijn van weelighe jonghelinghen snoode* verachte lacketters* geworden, en loopen met kackhielen,* met de hielen door de koussen, en geven den bal op* in de bane om dat de verwaende kaetsers deur het bocken* haer nastelinghen* niet en souden breecken. | |
|