dinsdag 12 mei 1964
We betrapten een paar jongens op het baldadig gooien van fietsen in grachten. Ik moest ze herkennen, de buren hadden 5 × 8 gebeld. En ik was getuige geweest, had ze voor lafaards uitgescholden: ‘Is dat zo leuk voor de man die morgenvroeg naar z'n werk moet, als hij ontdekt dat z'n fiets weg is?’ Ik ging mee, ja daar zaten ze, die jongens hadden net vreemd gereageerd voordat ze met de fiets aan hun hand naar de waterkant liepen; ze waren weggehold. Ik liep op ze af: ‘Leuk vind ik 't niet om te moeten zeggen dat ik jullie herken, maar ik vind het zo'n misselijke streek.’ Ze namen een schuldige houding aan; ik werd bedankt (politiebureau Raampoort, ik werd midden in de nacht weer thuisgebracht in een politie-dinkey toy. Hetzelfde grapje wordt nog steeds uitgehaald, meldt Adriaan, als hij, ondersteboven van de zaterdagavondervaring: vechtlustigen op straat, bij mij langskomt).