De kermis en wat er op te zien is(ca. 1865)–Harco Ilpsema Vinckers– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 26] [p. 26] [pagina 27] [p. 27] De jongleur. Wel, drommels, kijk, dat noem ik knap! Die goede vriend is vrij wat rap; - Hij speelt, alsof 't een kaatsspel waar, Met kleine koopren kogels daar, Werpt vlug ze omhoog, vangt, keer op keer, Ze in de uitgestoken handen weêr; Laat ijzren ballen Op hoofd en borst en armen vallen, En doet zich toch niet zeer! Straks neemt hij nog een mes of wat, En slingert - ongehoorde klucht! - Hoog ze in de lucht, En vangt en vat, Maar slecht en regt, Ze in 't vallen fluks bij punt of hecht, En grijpt maar immer, En snijdt zich nimmer. [pagina 28] [p. 28] Gij vraagt verbaasd: Hoe kan dat zijn, Zou soms die man van ijzer zijn? Och neen; ge ziet geen wonderwerk, Maar oefening maakt wonder sterk; - Nogtans, - het mes en kogelspel Is kunstig, ja, en mooi en wel, Maar - nergens nut toe; - naar mijn oordeel, Geeft een beroep meer eer en voordeel. Vorige