De kermis en wat er op te zien is(ca. 1865)–Harco Ilpsema Vinckers– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] [pagina 15] [p. 15] De poppenkast. Makkers, komt, wij zullen nu Al weêr verder treden; 't Geeft nog, dat beloof ik u Tal van fraaijigheden! Kijk, Jan Klaassens met zijn kast En zijn looze treken; 't Is een wonder rare gast Vol van dolle streken. Oei! een groote krokodil Dreigt hem op te peuzlen; Maar Jan Klaassens zit niet stil, Is geen vriend van treuzlen. Ziet hem met zijn bezemsteel Moedig zich verweren. Hoort! hij roept met luide keel: ‘'k Zal je mores leeren.’ [pagina 16] [p. 16] Doch ontsnapt hij dit gevaar, Ligt het beest verslagen, Dan zal 't lange monster daar Hem gewis weêr plagen. Nimmer, nimmer heeft hij rust, Ziet zich steeds bespringen; Maar het is zijn grootste lust, Alles te bedwingen. En wanneer in 't eind hij dan Alles heeft bedwongen, Wordt door hem, zoo luid hij kan, 't Hoogste lied gezongen. Vorige Volgende