Copye van de privilegie.
De Staaten van Holland en Westvriesland, Doen te weeten, Alzo ons vertoond is by die van het Kunstgenootschap NIL VOLENTIBUS ARDUUM, tot Amsterdam, hoe dat zy Supplianten, op 't voorbeeld van Italiaansche, Engelsche, en Fransche Academiën, voor veele Jaaren, met zorg, moeiten, en ongemeene kasten, hun Kunstgenootschap hadden opgerecht tot opbouwing en voortzetting van de Nederduitsche Taale en Dichtkonst; ten welken einde de Supplianten, en hun Kunstgenootschap, door ons op den 14e. van Maart, 1692. was begunstigt by continuatie van hunne voorgaande Privilegie of Octroy, om geduurende den tyd van vyftien Jaaren, alle hunne Werken, en die derzelver Leden, als toen reeds gemaakt, gedrukt, en ingevolge van tyd verder te maaken, te drukken, herdrukken, uit te geeven, en te verkoopen, en zulks by uitsluiting van alle anderen, onder wat pretext dat het ook zoude mogen weezen, alleen te mogen drukken, herdrukken, uitgeeven, en verkoopen in zodaanigen formaat en Taalen, als het de Supplianten geraaden zouden vinden, en dat op zulke straffen, of peenen voor de Contraventeurs als breeder by 't voorgaade Octroy uitgedrukt stondt. En dewyl de gemelde Onze Privilegie op den 14e. deezer Maand Maart, stont te expireeren, en zy Supplianten gaerne in hunnen arbeid en yver zouden volharden, en groote onkosten hadden gedaan, dagelyks doen, en vervolgens doen zouden, onder andere met het uitgeeven van eene Nederduische Grammatica, gelyk ook met hunne werken te vercieren met titelprenten, en andere kopere kunstplaaten, en Muzykstukken, naar vereisch der zaaken: En beducht zynde, niet zonder reden, dat eenige banzoekende Menschen, op de eene of de andere wyze, tot ontluistering hunner werken, en groote schade en nadeel der Supplianten, hen daar in zouden zoeken te onderkruipen, met hunne werken in 't geheel of ten
deelen, met, of zonder het Muzyk, ende kunsttitels, en andere prenten na te doen maaken, drukken, verkoopen, of verruilen; vinden de Supplianten zich genootzaakt haar wederom te keeren tot ons, verzoekende dat het onze goede geliefte mogte zyn, de Supplianten met onze privilegie als boven gemeld te begunstigen voor den tyd van Vyftien eerst komende Jaaren, om geduurende den zelven tyd alle de voorschreven werken, in zodanigen formaat en taale, reeds gemaakt, gedrukt, en ingevolge van tyd verder te maaken, alleen te mogen drukken, herdrukken, uit te geeven en te verkoopen. en zulks by uitsluitinge van alle anderen, onder wat pretext dat het ook zoude mogen weezen, en dat op zulke straffen en peene, en Confiscatien van alle zodanige nagedrukte Exemplaaren, tegens de Contraventeurs te stellen, als wy zouden achten te behooren, en vereischt te zyn, ten einde de Supplianten in toekomende mogen erlangen volstrekter effect van onsvoorschreeven Octroy, als zy tot nog toe hadden genoten, ter zaaken dat baatzuchtige lieden, niettegenstaande onze voorige verleende Octroyen, haar niet hadden ontzien verscheiden van 's Kunstgenootschaps werken en derzelver Leden, te