[I]
nuages. nacht. zwarte boot in dode haven. bange echo, stil en wazig. god, hier begint de tocht in een angstige hoek van mijn hart. het water rimpelt zilver. o, alles is droef. er is zacht geween van eenzame huizen in uw hand. er is misschien wanhoop: een schip, dat te rijp is aan koren. wilt gíj de stuurman zijn? nu is uw offer de kalme rivier. het water is broos in uw arm, die zo sterk is. ver weg zijn de steden. er is een nieuwe haven. god, uw lichaam rijst, ik zie uw wonden. de rivier is een bloemenschaal. uw heilige wonden rode bloemen. het water trilt nu rood bij elke druppel bloed. wijnrood is de geur van de waterrimpels en vol verwachtingen.