Prikkel-idyllen. Deel 1
(1926)–Cornelis Veth– Auteursrecht onbekend
[pagina 8]
| |
‘Goeden avond, graaf van Zwartburg!’ sprak deze. Nella was beslist reeds dood! De graaf haastte zich nu, aan zijn gelaatstrekken een uitdrukking van geveinsde deelneming te geven. ‘Wat is er vrouwtje?’ zei hij. ‘Of wacht eens! Nella is toch niet onverhoopt in den afgrond gestort?’ ‘Neen, graaf!’ ‘Of wellicht in den vijver?’ ‘Ook niet, graaf!’ ‘Dan misschien in de rivier?’ ‘Evenmin, graaf!’ ‘O, des te beter!’ zeide de graaf, zijn teleurstelling verbergend. ‘Maar waaraan heb ik in dat geval uw bezoek te danken?’ ‘Graaf van Zwartburg, mijn boodschap betreft uw titel en eigendommen!’ De graaf verbleekte! Was zijn geheim in gevaar?! ‘Hier op mijn boezem bewaar ik papieren’, vervolgde juffrouw Muller, ‘waaruit blijkt, mijnheer uw stiefbroeder Otto leeft, en hij niemand anders is als O. Pieters, Heerenstraat 25, alhier.’ Een vloek ontsnapte aan de, thans aschgrauwe, lippen van den graaf! ‘Vertel het hem alsjeblieft niet!’ riep hij vervolgens uit. Een schurkachtig plan kwam terstond bij hem op, terwijl de grijnslach, waarmee wij reeds kennis maakten, wederom optrad, doch slechts op dat gedeelte van zijn gelaat, dat voor Nella's moeder onzichtbaar was. ‘Wel, wel, vrouwtje,’ sprak hij met gehuichelde vriendelijkheid.... ‘Op uw buste, alzoo? Ja hoor eens, dan is er niets aan te doen, en moet mijn huwelijk met Nella feitelijk ook maar direct in orde komen.’ | |
[pagina 9]
| |
‘Graaf van Zwartburg!’ sprak Nella's moeder verrast. ‘Dat is braaf van u!’ ‘Geen dank, vrouwtje! Gij hebt de papieren bij u, niet waar?’ ‘Om u te dienen, graaf van Zwartburg!’ Een gestalte in een donkeren mantel gehuld.
‘Mooi zoo, ga dan Nella maar halen, moedertje! Wacht, ik zal u even bijlichten. De trap is steil, hoor, opgepast!’
De oude juffrouw, erg in haar nopjes, bemerkte niet, een in een wijden mantel gehulde gestalte, den dolk in de hand, haar als een schaduw volgde! | |
[pagina 10]
| |
Eensklaps echter stiet zij een kreet uit! Men had haar doorstoken! ‘O heden,’ kermde zij, ‘ik ben doodelijk gewond, geloof ik!’ Inderdaad stortte zij neder, nog vòòr zij haar moordenaar had herkend! |
|