Prikkel-idyllen. Deel 1
(1926)–Cornelis Veth– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
‘All right. Wat moet er gebeuren?’ ‘Zal je wel zien. Breng je revolvers mee!’ ‘All right!’
‘Wat zou die ouwe nou weer hebben?’ zei Harry Wilson bij zich zelf, terwijl hij zijn revolvers laadde. ‘t Is anders ook een tiep! Zeventig, en nog zoo mirakel kwiek, hè! Dat moet je niet uitvlakken, hoor!’ Vader en zoon drukten elkaar op politiebureau, sectie acht, hartelijk de hand. ‘Het trio is gevonden.’ Het trio.
‘Wat? De vlieg-bandieten?’ ‘Ja.’ ‘Alle drommels!’ ‘Wel foei, Harry!’ ‘All right, ouwe!’ ‘Ze zijn hier.’ ‘Alle duivels!’ ‘Schaam je je niet?’ ‘All right! Waar?’ ‘8, Vijfendertigste Avenue, 2508, sky-skraper, dak.’ ‘Hoe weet u 't?’ ‘Van Nick Carter.’ | |
[pagina 3]
| |
‘Alle bliksems!’ ‘Zeg eens even!’ ‘All right. Kan hij het niet alleen af?’ ‘Gewond. Schiet nu maar op!’ De ondernemende detectives klauterden dak op, dak af, naar het bedoelde huis. Een aëroplaan lag voor anker. ‘Zijn zij dat?’ De drie detectives begroetten elkaar hartelijk.
‘Reken maar!’ ‘En Nick?’ ‘Ginds achteraan, in de goot.’ ‘Zouden ze hem hebben gezien?’ ‘Reken maar van niet!’ Het beruchte trio was zoo dicht bij, dat de detectives, die zich achter een schoorsteen verstopten, ze over het dak hoorden kuieren. De oude en de jonge Wilson waren nu op de plaats gekomen, waar de goot het breedst was. Daar lag een | |
[pagina 4]
| |
man op een rare manier ineengekronkeld. Het was Nick Carter! De drie detectives begroetten elkaar hartelijk. ‘We moeten ze overvallen,’ sprak Nick Carter. ‘Stel u dus ook verdekt op, net als ik.’ Vijf minuten later fluisterde de oude Wilson: ‘Waar zit je, Harry?’ ‘Ik zit niet. Ik hang.’ ‘Hoe!’ ‘Op den rand van de goot, aan de toppen van mijn vingers.’ ‘Mooi. Ik aan mijn kin!’ ‘All right!’ ‘Hou je taai, Harry!’ ‘Van 's gelijke, ouwe!’ ‘We hebben wel erger meegemaakt!’ ‘Zeg dat wel, ouwe!’ ‘Denk aan de ingestorte spoorbrug bij San-Francisco!’ ‘En aan het bad in den draaikolk, hé?’ ‘En den afgrond bij Michigan, niet te vergeten!’ ‘En den brand op de “Roosevelt”!’ ‘Nu mond houden, Harry!’ ‘All right, ouwe!’
Een kwartier later: ‘Ik hang nu nog maar aan mijn pink!’ ‘Ik aan het puntje van mijn neus!’ ‘Hou je taai, ouwe!’ ‘Dito, dito, Harry! Denk aan onzen draaikolk!’ ‘All right! Denk aan ons brandende schip!’ ‘Dat beloof ik je!’ ‘Psst!’.... | |
[pagina 5]
| |
‘Wat is er, Nick?’ ‘Ze komen dichter bij met het ding!’ ‘Alle bliksems!’ ‘Je valt me tegen, Harry!’ ‘All right, ouwe!’ ‘Hou je taai, Harry!’
‘Luister eens, lui!’ sprak Nick. ‘Ja?’ ‘Als ze gaan opstijgen, zal ik: Koeien! roepen.’ ‘Ja! En dan?’ ‘Dan springen jullie op het dak.’ ‘All right!’ | |
[pagina 6]
| |
‘Draaikolk, Harry!’ ‘Afgrond, ouwe!’
‘Ze gaan er in!’ ‘Alle weerga's!’ Met bovenmenschelijke inspanning waren de Wilsons op de been.
‘Netjes blijven, Harry!’ ‘All right, ouwe!’ Daar klonk Nick's stem: ‘Koeien!’ ‘All right!’ ‘Stil!’ ‘Hoepla!’ | |
[pagina 7]
| |
Met bovenmenschelijke inspanning waren de Wilsons op de been. Nick Carter stond op zijn éénen gezonden
De vliegbandieten waren onverhoeds aangevallen.
voet! Den anderen hield hij nog steeds in den mond! Toch vond hij gelegenheid, te commandeeren: | |
[pagina 8]
| |
‘Vuur!’ ‘Pief! Paf!’ ging het. Het trio was onverhoeds aangevallen. Het toestel steeg intusschen maar raak. ‘Wacht eens, lui!’ ‘Wat is er, Nick?’ ‘Ik ben de zwaarste. Spring op mijn schouder!’ ‘All right! Kom, ouwe! Torentje, torentje, busse-kruid!’ ‘Nu jij, grapjas, op zijn schouder!’ ‘Drie hoog? All right!’ Maar het trio schoot nu terug.... Eensklaps riep Harry: ‘Alle donders!’ ‘Is 't nu uit, Harry?’ ‘All right!’ ‘Wat is er eigenlijk loos?’ ‘Een schot in mijn vlerk!’ ‘Je grijpt met den anderen, afgeloopen!’ ‘Precies mijn idee! - Daar heb ik ze, hoor!’ Harry trok met alle macht aan het vliegtuig. ‘Het komt naar beneden!’ ‘Mooi zoo! Trekken maar!’ Daar sprong het trio er uit! Maar de Wilsons waren ook op de been. Men werd handgemeen. De vlieg-bandieten waren niet opgewassen tegen deze drie onversaagde mannen. Geboeid en afschuwelijk verminkt verliet slechts een duo het dak van het hooge huis, dat één bloedbad geleek. No. 3 was een lijk. |
|