Gestelsche liederen(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] Dionysos en de Tyrrheensche zeeroovers Zij grepen hem, de vreemdeling, en bonden Onder wild mesgeflits hem aan de mast, En lieten hem drie dagen daar te gast, En lachten om zijn etterende wonden. O zonn'ge tijden, dat goden opstonden Met 't schuimend gevolg dat hun adel past: Wijn en luipaarden en de zoete last Van wijnranken, om heel 't schip heengewonden! Zoo feestte hij, de gave borst ontbloot, Terwijl de beulen als dolle dolfijnen In 't zog verbannen werden van die boot. O droom, kom met een and're droom in 't reine. Dolfijnen, zwemt niet naar de overkant: Daar staat een kruis reeds in de grond geplant... Vorige Volgende