Gestelsche liederen(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] Odysseus in de onderwereld Bruin loof hing dampig voor de donk're grot, Waar hij zijn nieuwste heldendaad beraamde, En waar de bergstroom met de wind tezaam de Verschrikkingen verkondde die hun lot - Het lot der schimmen - woest omringden, tot Eén hen verlossen kwam, die hen beaamde Met offerbloed, en voor de oop'ning staande Hun ziel en stem bezwoer tegen 't verbod. Zij spraken: in de wind en in het water Dat verderruischte; en met grage mond Dronken zij van het bloed dat zij begeerden. Maar and'ren zeggen: híj was de een'ge prater, En praatte als een'ge schim, in droom, en wond Zich op, tot hij waanzinnig wederkeerde. Vorige Volgende