Gestelsche liederen(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] Juni De maand is uitgebalanceerd en snel En jong en snaat'rend als een eendenkom; De nachten zijn te kort en noord'lijk hel En kant'len makk'lijk naar de ochtend om. Dit is het ergst: men kent die nachten wel, Dat men zich wentelt om en om en om In 't lauwe bed, terwijl een Turksche trom Van verre kermissen de zielsrust kwelt. Alles in bloei, en alles hangt te bengelen En daagt de zwaartekracht uitbundig uit En vliegt en zweeft en doet wat 't niet kan laten. En wie des nachts een draaiorgel hoort jengelen Droomt kort en bondig van de acrobaten Die, vallend, door een koord worden gestuit. Vorige Volgende