Gestelsche liederen(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] XXVI In weerwil van de breedgerande hoeden, De puntbaard en het glanzend zwart fluweel Zijn 't geen Spanjolen, die zich gulzig voeden Aan deze disch op 't schutterijtaf'reel. Waardig en kalm, schoon onderling verdeeld Wanneer de nering roept, vliegen de vroede Vaad'ren elkaar niet brullend naar de keel, Zoodra een vrouw haar geuren doet vermoeden. Voor 't tweegevecht te lui, te vet voor 't minnen, Is geen van hen van zins zijn vriendschap met De gildebroeders op het spel te zetten. Is 't leven rijk aan tegenstrijd'ge wetten, Een schutter leeft maar naar die éene wet: Men moet eerst eten om de strijd te winnen. Vorige Volgende