Persephone en andere gedichten(1885)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Feeënzang. Wanneer bij het gelen der blaren Schuwvoetige sluimering vlucht, Dan lig ik in dorrende blaren En staar in de stormende lucht. Mijn zachte armen omvangen Den moêgezworven knaap. Ik kus zijn bleeke wangen, Ik kus hem in zijn slaap. En dan vloeit van mijn lippen een zegen, Met dit lied mijner lippen voorbij, Want de zon ziet in 't Oosten mij tegen, De zon verlangt naar mij. [pagina 31] [p. 31] De deizende sterren, zij tink'len Hun vesper mij na, waar ik rijs, Tot die tonen mijn voeten besprink'len Op de trappen van 't zonnepaleis Voorjaar 1883. Vorige Volgende