Inhoud
JACOBA VAN BEIEREN, Gravin van Holland en Zeeland, na drie huwelijken, een met de kort na het huwelijk vergiftigde Dofijn van Frankrijk, een tweede met Jan van Brabant en een derde, voordat de pauselijke ontbinding van het tweede verkregen was, met Humphrey van Glocester, die haar later in de steek liet, - heeft haar neef Filips van Bourgondië moeten erkennen als Ruwaard of Voogd over haar en haar landen, en moeten beloven zonder zijn toestemming geen huwelijk aan te gaan, tenzij dan met verbeurte van haar grafelijkheid. Nadat zij in het geheim Frank van Borselen, stadhouder van Holland en Zeeland, en hoofd van de partij der Kabeljauwsen, zoals zijzelf het van die der Hoeksen was, gehuwd heeft, en hopen kon door dit huwelijk de twisten, die meer dan een eeuw geduurd hadden, te eindigen, en het land onder een inheems bestuur te verenigen en aan de invloed van Bourgondië te ontweldigen, worden die plannen door Filips verijdeld, die onverwachts Van Borselen gevangen neemt, en hem niet eer vrij laat voor Jacoba van haar macht afstand heeft gedaan. Zij woont daarna met Van Borselen op het jachtslot Teilingen, waar zij kort daarop aan de tering sterft.